Allelfrequenties - de regel van Hardy-Weinberg

Welke van de salamanders uit afb. 51 is nu eigenlijk een aparte soort?
1 / 21
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke van de salamanders uit afb. 51 is nu eigenlijk een aparte soort?

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

Van hoeveel verschillende allelen maakt de regel van HW gebruik?

Slide 3 - Open question

Populatiegenetica
Zonder selectiedruk is de doorgifte van de genen willekeurig.
Wie met wie paart berust dan op toeval.

Allelfrequenties binnen populatie blijven dan constant.
Hiermee kun je gaan rekenen.

Slide 4 - Slide

Wet van Hardy-Weinberg
Geen beïnvloedende factoren → dan blijven de genfrequenties generaties lang constant.

Populatie moet voldoen aan volgende voorwaarden:
  •     Grote populatie
  •     Geen mutaties
  •     Geen emigratie/immigratie
  •     Geen selectie
  •     Paren volgens toeval

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Vul in:
Populatiegrootte: 200
Generaties: 20
Stel de frequentie van het rode allel op 0,61
Hoe groot is de allelfrequentie van het rode allel na 10 generaties?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Als 45 van de 50 vogels gele vleugels hebben, dan hebben er 5 witte vleugels. DIE moet je hebben!




q2 = 5/50 = 0,1
q (a) = 0,32
p (A) = 0,68

Hoeveel zijn er heterozygoot in de hele populatie?
2 * 0,68 * 0,32 = 0,44  (dus 44%)

Maar de vraag was: hoeveel van de geelvleugeligen zijn heterozygoot....? Alle geelvleugeligen bij elkaar zijn p2 + 2pq = 0,68*0,68 + 0,44 = 0,90
Welk deel hiervan is heterozygoot? Dat is 0,44 / 0,90 = 0,49   (dus 49%)


p2+2pq2pq

Slide 13 - Slide

timer
5:00

Slide 14 - Slide

Lm = p
Ln = q
LmLm = 119
LmLn = 76
LnLn = 13

q2 = 13/208 = 0,0625
q = 0,25
Dus Ln = 0,25
Dan is Lm = 0,75



Slide 15 - Slide

timer
2:00

Slide 16 - Slide

L = polydactylie
l  = wildtype

"normale mensen" hebben genotype ll. Dit zijn de q2 die je zoekt!

q2 = 220/896 = 0,2455
q = 0,50
p = 0,50



Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Willen twee ouders die niet albino zijn, toch een albino kind krijgen, dan moeten ze wel heterozygoot zijn!


A = wildtype
a = albinisme = 0,01 (staat al in de tekst!)

Dus q = 0,01 en p = 0,99

Kans dat moeder Aa is = 2 * 0,99 * 0,01 = 0,0198‬
Kans dat vader Aa is = 2 * 0,99 * 0,01 = 0,0198‬
Kans dat ze samen een kind krijgen dat aa is = 0,25
Totale kans: 0,0198 * 0,0198 * 0,25 = 0,00009801‬‬  (erg klein dus...)



Slide 19 - Slide

Veranderende allelfrequenties

Ga in je simulatie naar het onderdeel "Natural selection":
Schrijf onder elkaar in je schrift de antwoorden op de volgende vragen. Aan het einde stuur je een foto van je antwoorden door.

  1. Er komt een predator en die houdt van blauwe bolletjes. Verander de overlevingskans van het blauwe fenotype en verklaar wat er gebeurt.
  2. Er komt een nieuwe predator en die houdt heel erg van paarse bolletjes. Verklaar wat er gebeurt.
  3. Het intermediaire fenotype heeft een voordeel ten opzichte van beide andere kleuren. Maar het blauwe fenotype is dodelijk. Wat gebeurt er? Kan je dit verklaren?
  4. Zet alle overlevingskansen terug op 1. Door spontane mutaties wordt een blauw allel een rood allel. Wat gebeurt er?

Slide 20 - Slide

Upload een foto van je antwoorden op de vragen met de simulator.

Slide 21 - Open question