What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HNE Duits H3 Kap2, S2 (4e naamval herhalen) / ontleden
Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Montag 9. November 2022
Woche 45 - Herbst
Du brauchst:
- Laptop
- Buch
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Montag 9. November 2022
Woche 45 - Herbst
Du brauchst:
- Laptop
- Buch
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
Hören
neue Wörter
Wiederholen
Hausaufgaben + an die Arbeit
Slide 2 - Slide
Wir hören
Kapitel 2, C: Hören, Übung 13
Slide 3 - Slide
Wörter Kap 2 - S.88
het been - das Bein (,-en)
het gezicht - das Gesichte
de koorts - das Fieber
het medicijn - das Medikament (,-e
)
het oor - das Ohr (,-en)
het ziekenhuis - das Krankenhaus
de kiespijn - die Zahnschmerzen
de keelpijn - die Halsschmerzen
de pijn - die Schmerzen
gewond raken - sich verletzen
naar de dokter gaan - zum Arzt gehen / gegangen
overgeven - sich übergeben / übergeben
pijn doen - wehtun / wehgetan
slapen - schlafen / geschlafen
Slide 4 - Slide
Wat weet je nog van de 4e naamval?
Slide 5 - Mind map
1e naamval = onderwerp
(nominativ)
ICH
DU
ER / SIE / ES
WIR
IHR
SIE/SIE
Ich
esse
ein Brötchen
Du
trinkst
Cola.
Ich
liebe
das Buch.
1) wat is gezegde?
2) wat is het onderwerp?
(wie of wat + gezegde)
Slide 6 - Slide
Ich esse ein Brötchen
Du trinkst Cola
Ich liebe das Buch.
Hoe zoek je het lijdend voorwerp?
Lijdend voorwerp in Duits =
4e naamval (akkusativ)
Slide 7 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
De hond eet een bot.
A
de hond
B
eet
C
een bot
Slide 8 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Mijn tante heeft twee zussen.
A
mijn tante
B
twee zussen
C
heeft
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
Mein Vater findet das Brötchen lecker.
A
mein Vater
B
findet
C
das Brötchen
D
lecker
Slide 10 - Quiz
Wir lieben die Katzen sehr.
Wat is "die Katzen" in deze zin.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
Slide 11 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Meine Freundin hat das Buch gelesen.
A
meine Freundin
B
hat gelesen
C
das Buch
Slide 12 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Der Arzt operiert mich.
Slide 13 - Open question
Personal Pronomen
1e + 4e
Slide 14 - Slide
du
ich
er
sie
es
wir
ihr
sie/Sie
dich
mich
ihn
es
sie
uns
sie/Sie
euch
Slide 15 - Drag question
4e naamval
ich - ik <>
mich - mij
du - jij <>
dich - jou
er - hij <>
ihn - hem
zij - sie <>
sie - haar
het - es <>
es - het
wij - wir <>
uns - ons
jullie - ihr <>
euch -jullie
zij/u - sie/Sie / <>
sie/Sie - ze/hun/u
Slide 16 - Slide
ICH - MICH
DU - DICH
ER - IHN
SIE - SIE
ES - ES
WIR - UNS
IHR - EUCH
SIE - SIE
Lijdend voorwerp in Duits =
4e naamval (akkusativ)
ich
liebe
dich
ich trainiere das Mädchen
Slide 17 - Slide
Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?
Slide 18 - Drag question
Vervang het onderwerp met het pers. vnw in de 1e naamval:
Anja arbeitet jeden Tag. ......... braucht Geld.
A
er
B
sie
C
es
Slide 19 - Quiz
vertaal het pers. voornaamwoord
in de 4e naamval:
jij =
Slide 20 - Open question
............... (ik) komme um 12 Uhr.
Slide 21 - Open question
Ich sehe ....... jeden Tag.
A
er
B
ihn
Slide 22 - Quiz
Zij willen ons zien.
Sie möchten ... sehen
Slide 23 - Open question
Voorzetsels 4e naamval
Slide 24 - Slide
D
O
F
E
G
U
B
zonder / ohne
door / durch
voor / für
tegen / gegen
om / um
tot / bis
langs / entlang
ernaast / daneben
onder / unter
dankzij / dank
Slide 25 - Drag question
Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel: lijdend voorwerp/Akkusativ
d
urch
o
hne
f
ür
e
ntlang
g
egen
u
m
b
is
ezelsbruggetje =
DOFEGUB
Slide 26 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'durch ihn' in het Nederlands?
A
door hem
B
door haar
C
door ons
D
door jullie
Slide 27 - Quiz
Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe für …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihn
C
ihm
Slide 28 - Quiz
Kies het juiste persoonlijk vnw:
Warum hat ___ mich nicht eingeladen.
A
er
B
ihn
Slide 29 - Quiz
(hij/hem)
Mario kommt. Patrick spielt heute Tennis gegen .......
Slide 30 - Open question
(u)
Das Sportprogrammheft ist für .......
Slide 31 - Open question
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn
Slide 32 - Quiz
Wanneer krijg je de 4e naamval in het Duits?
Er zijn twee mogelijkheden..........
Slide 33 - Open question
Hausaufgaben
Mache E: Grammatik Übung 18, 20, 21, 22.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
More lessons like this
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
HNE Duits M3 Grammatik Personal Pronomen + voorzetsels.
February 2024
- Lesson with
48 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
May 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2