09/9: tekstdoel, tekstsoort, onderwerp, hoofdgedachte, leesstrategie

Nederlands                                           M4
Leesvaardigheid





maandag 9 september
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands                                           M4
Leesvaardigheid





maandag 9 september

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen;

  • Je weet welk tekstdoel een tekst heeft;

  • Je weet welke tekstsoort bij welk tekstdoel hoort;

  • Je weet welke leesstrategie je wanneer gebruikt.

Slide 2 - Slide

deze les:
- lezen (voor de lijst) (15 minuten)

- huiswerk bespreken: tekst 'Angst gaat door de maag' (magister)

- herhalen theorie leesvaardigheid  les do 5/9

- aan de slag

Slide 3 - Slide

lezen!
- geen boek? --> Dan lees je het eerste verhaal uit 3PAK:

Dingen die ik haat - Astrid Boonstoppel
timer
15:00

Slide 4 - Slide

huiswerk:
tekst: Angst gaat door de maag + vragen
(magister)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoofdgedachte van de tekst
Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:
  • Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?


Soms staat de hoofdgedachte in de inleiding, maar vaker in het slot.

Slide 10 - Slide

opdracht
Bekijk het filmpje. Schrijf het antwoord op van de volgend vragen:

1. Wat is het kijkdoel?
2. Wat is het onderwerp?
3. Wat is de hoofdgedachte?
4. Wat is de tekst (kijk)soort?
5. Met welke oplossingen komt Arjen Lubach?
6. Wat is jouw mening (+argumenten)?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is het doel van dit bord?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat is het doel van dit gedicht?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Noem de vijf tekstdoelen.

Slide 34 - Open question

Leerdoelen:
  • Je kunt het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen;

  • Je weet welk tekstdoel een tekst heeft;

  • Je weet welke tekstsoort bij welk tekstdoel hoort;

  • Je weet welke leesstrategie je wanneer gebruikt.

Slide 35 - Slide

huiswerk ma 16/9:
lesboek Nieuw Nederlands
HS1, Lezen (blz. 12- 19)
maken opdracht 2 t/m 4 (blz.15 t/m 19)

Heb je nog geen boek: bladzijden kopiëren!

Slide 36 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp?
Gebruik internet om het antwoord te vinden.

Slide 37 - Open question

Welke vraag stel je om een meewerkend voorwerp te vinden? En wat is de functie van een meewerkend voorwerp? Gebruik je internet.

Slide 38 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Hij liet haar zijn website zien.

Slide 39 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.

Slide 40 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.

Slide 41 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?

Slide 42 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Waarom hebben jullie dat aan hem gegeven?

Slide 43 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Hem geef ik niets.

Slide 44 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft het mij toch verteld.

Slide 45 - Open question

Slide 46 - Video

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 47 - Open question