Theorie Hoofdstuk 3 Lezen: Tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten staan vaak woorden als l ater, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch. Dat soort woorden noemen we signaalwoorden. Ze geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea’s in een tekst met elkaar samenhangen. Die samenhang heet het tekstverband. Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:
Opsomming – signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Je kunt een opsomming ook herkennen aan een dubbele punt (:), liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of dots (•). Bijvoorbeeld:
Tien tips over zakgeld.
Zorg ten eerste dat je een vast bedrag aan zakgeld krijgt.
Spreek verder af hoelang je met het geld moet doen.
Spreek ook af wat je van het geld moet betalen.
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband.
Tegenstelling – signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant. Bijvoorbeeld:
Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar er is dit jaar weinig vakantiewerk te vinden.
Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.