H9: naar de dokter

H9: naar de dokter
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

H9: naar de dokter

Slide 1 - Slide

Waar zouden deze mensen last van kunnen hebben?

Slide 2 - Slide

De huisarts bellen
- Bellen
- Afspraak maken
- Klachten doorgeven
- Datum prikken
- Bevestigen

Slide 3 - Slide

Bellen

"Goedemorgen, u spreekt met de assistent van dr. de Vries. Waar kan ik u mee van dienst zijn?"

'mee van dienst zijn' = be of service


Slide 4 - Slide

Afspraak maken

"Dat kan. Wat is uw geboortedatum?"




Slide 5 - Slide

Klachten doorgeven

"Wat zijn de klachten?"




Slide 6 - Slide

Datum prikken*
                                                                                                                   *set date
"Begrepen. Dat klinkt niet prettig. Ik heb morgen nog een gaatje om 08:40 uur"

--> reageer eerst negatief, kom met een voorkeur

'een gaatje [in de agenda] hebben' = having an opening




Slide 7 - Slide

Datum prikken

"Oké, het zou ook op ... om ... uur kunnen."

--> reageer positief

'een gaatje [in de agenda] hebben' = having an opening




Slide 8 - Slide

Afspraak plannen

"Super. Ik noteer een afspraak voor ... om ... uur. U krijgt nog een bevestiging via de mail."
of
"Super. Dan zien we u op ... om ... uur. U krijgt nog een bevestiging via de mail."





Slide 9 - Slide

Bij de huisarts
Wat is er aan de hand? | Waar hebt u last van?
Wat hebt u gedaan? | Wat is er gebeurd?
Hoelang hebt ut dit probleem al? | Sinds wanneer hebt u dit?

Hebt u iets bijzonders gegeten/gedronken? 
Hebt u vannacht slecht geslapen?
Wanneer worden de klachten erger?

Slide 10 - Slide

Wensen
Wat kun je tegen iemand die ziek is zeggen?

Slide 11 - Slide

Wensen
Wat kun je tegen iemand die ziek is zeggen?
Veel beterschap (gewenst)!
Wat vervelend om te horen...
Hopelijk voel je je snel weer beter!



Slide 12 - Slide

Wensen
Wat kun je tegen iemand die ziek ernstig is zeggen?

Veel sterkte!
Ik wens je het (aller)beste. 
Het (aller)beste gewenst.



Slide 13 - Slide

Afronding H9
Nederlanders praten vaak snel. Ze plakken woorden aan elkaar.
Even oefenen...
Luister naar de volgende zinnen.
Welke woorden worden aan elkaar geplakt?

Slide 14 - Slide

Ik weet het niet
Hoe laat is het eigenlijk?
Gisteren was het woensdag.
Zegt u het maar.
Dat is goed.
Wie is er aan de beurt?
Hoe vindt u hem?
Mag ik een mineraalwater?
Ik heb een idee.
Het is een benedenwoning. 

Slide 15 - Slide

Ik weet het niet
Hoe laat is het eigenlijk?
Gisteren was het woensdag.
Zegt u het maar.
Dat is goed.
Wie is er aan de beurt?
Hoe vindt u hem?
Mag ik een mineraalwater?
Ik heb een idee.
Het is een benedenwoning. 
Ikweet/Kweet het niet.
Hoelaatis het eigenlijk?
Gisteren wast woensdag.
Zegtu het maar.
Dasgoed/Dat sgoed.
Wies er aan de beurt?
Hoe vindtu 'm?
Magk een mineraalwater?
Ikheb/Kheb een idee.
Tis een benedenwoning.

Slide 16 - Slide