This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
BS 3 Variatie in genotypen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
3. Je kunt omschrijven wat kanker is.
Slide 2 - Slide
Meiose
- Deling bij geslachtscellen.
- Iedere dochtercel krijgt een chromosoom van elk paar.
- Er zijn dus heel veel verschillende mogelijkheden. - Heel veel verschillende eicellen en zaadcellen.
Slide 3 - Slide
Variatie
- Heel veel verschillende genotypen in de geslachtscellen.
- Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.
- Hierdoor verschilt het fenotype van je broers en zussen
Slide 4 - Slide
Mutatie
- Plotselinge verandering van het genotype is een mutatie.
- Mutaties kunnen in elke cel plaatsvinden. In een normale cel geen gevolgen, maar in een geslachtscel wel als deze bevrucht wordt.
Slide 5 - Slide
Mutagene invloeden
- UV-stralingen, radia-actieve straling en rontgenstraling kunnen leiden tot mutaties. Ook chemische stoffen, zoals asbest of stoffen in sigarettenrook.
Slide 6 - Slide
Albinisme
- Mutant is iemand waarbij de mutatie zichtbaar is in het fenotype. Bij de meeste mutaties niet.
- Albino is een voorbeeld. Melanine (pigment) kan niet gevormd worden door een mutatie.
Slide 7 - Slide
Kanker
Mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling veroorzaken een gezwel of tumor. Ze gaan dan ongeremd delen.
Een kwaadaardige tumor groeit snel en verstoort de bouw van de weefsels. Dit heet kanker.
Met een uitzaaiing is de tumor in de lymfe of het bloed terecht gekomen.
Slide 8 - Slide
Uitzaaiingen
Slide 9 - Slide
Maken basisstof 3
Slide 10 - Slide
Waar vindt meiose plaats?
A
Gewone cellen
B
Geslachtscellen
Slide 11 - Quiz
Wat zit er in een dochtercel bij meiose?
A
Twee chromosomen van een paar
B
Een chromosoom per paar
C
Een paar per 4 chromsomen
D
Een paar per 8 chromosomen
Slide 12 - Quiz
Wat is een mutatie?
A
Een verandering van DNA in de hersenen
B
Een verandering van DNA in een chromosoom
C
Een verandering van een heel chromosoom
D
Een verandering van een hele celkern
Slide 13 - Quiz
Wat kan niet leiden tot mutaties?
A
Uv-stralingen
B
Radioactieve stralingen
C
Sigarettenrook
D
Sporten
Slide 14 - Quiz
Wanneer is er sprake van een tumor?
A
Bij een mutatie in het DNA , waardoor de cel dood gaat
B
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel ongeremd gaat delen
C
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel niet meer deelt
D
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel in het bloed komt.
Slide 15 - Quiz
Wat gebeurd er bij een uitzaaiing?
A
Cellen van de tumor zijn goedaardig
B
Cellen van de tumor delen heel snel
C
Cellen van een tumor komen in het bloed of de lymfe
D
Cellen van een tumor delen zich niet ongeremd.
Slide 16 - Quiz
Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.