What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 1 Hoofdstuk 1 Introductie
Hoofdstuk 1
Start
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 1
Start
Slide 1 - Slide
Wat ga je leren?
Je leert een aantal begrippen, namelijk: basisbehoeften, budget, consumeren, diensten, goederen, inkomen, overige behoeften en reclame.
Je leert hoe je procenten moet uitrekenen.
Je leert hoe je van maand naar week en andersom moet rekenen.
Je leert hoe je een gemiddelde moet uitrekenen.
Slide 2 - Slide
Begrippen
Basisbehoeften
Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven, zoals eten, drinken, kleding & woonruimte.
Overige behoeften
Alles wat je wilt om je leven leuker of makkelijker te maken.
Slide 3 - Slide
Kleding is een ...
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte
Slide 4 - Quiz
Een playstation is een ...
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte
Slide 5 - Quiz
Wat zijn voorbeelden basisbehoeften?
A
Eten, kleding een dak boven je hoofd.
B
Een ipad, een nieuwe dure fiets of een dagje naar de Efteling.
C
Een dagje winkelen met je ouders.
D
Eten en Netflix kijken.
Slide 6 - Quiz
Begrippen
Budget
Het geld waarover je kunt beschikken.
Inkomen
Al het geld dat je als persoon of als gezin ontvangt.
Slide 7 - Slide
WAT IS EEN BUDGET?
A
geld wat je te besteden hebt
B
dat zijn onkosten
C
dat is een begroting
D
geld voor oliebollen
Slide 8 - Quiz
Om te weten wat je budget is, kijk je naar ...
A
inkomsten en verlangen
B
inkomsten en hobby's
C
uitgaven en hobby's
D
inkomsten en uitgaven
Slide 9 - Quiz
Begrippen
Goederen
Tastbare producten, voorwerpen die je kunt aanraken.
Diensten
Niet-tastbare producten. Iemand voorziet in jouw behoefte door iets voor jou te doen.
Slide 10 - Slide
Wat is geen dienst?
A
Knipbeurt bij de kapper
B
bioscoopbezoek
C
economie les
D
een pan soep voor je oma
Slide 11 - Quiz
Goederen zijn ...
A
niet-tastbare zaken
B
een gevoel van goed zijn
C
tastbare zaken
Slide 12 - Quiz
Wat zijn geen goederen?
A
tas
B
schoonmaken
C
pen
D
krant
Slide 13 - Quiz
Wat zijn diensten
A
Dingen die je vast kunt pakken
B
spullen die je moet kopen
C
dingen die schaars zijn
D
iets dat je voor een ander doet of voor jou gedaan wordt
Slide 14 - Quiz
Begrippen
Zelfvoorziening
Je voorziet in je behoeften door goederen voor eigen gebruik zelf te maken.
Reclame
Winkeliers en fabrikanten trekken je aandacht voor een bepaald product.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Procenten van een getal uitrekenen
Slide 17 - Slide
Procenten berekenen met een formule
Je krijgt 20% korting op een nieuwe fiets. De fiets kost € 650. Hoeveel euro korting krijg je dan?
Je neemt de 20 die deel je door 100 en dan keer € 650 =
€ 130 of
Je neemt de € 650 die deel je door 100 en dan keer 20 =
€ 130 of
Je gebruikt een verhoudingstabel.
Slide 18 - Slide
Je moet de korting berekenen.
Hoeveel is de korting?
A
€ 8,24
B
€ 12,74
C
€ 46,71
D
€ 39,95
Slide 19 - Quiz
Op een paar Adidas schoenen van € 79,- krijg je 20% korting. Hoeveel korting is dat?
A
€ 19,75
B
€ 20,00
C
€ 15,80
D
€ 7,90
Slide 20 - Quiz
Een nieuwe iPhone kost 700 euro. Mediamarkt viert een jubileumjaar en geeft 15% korting. Wat is de korting?
A
105 euro
B
75 euro
C
595 euro
D
15 euro
Slide 21 - Quiz
Aantal dagen/weken/maanden?
Week = 7 dagen
Jaar =
4 kwartalen
12 maanden
52 weken
365 dagen
Kwartaal = 3 Maanden
Slide 22 - Slide
van maand naar week en van week naar maand
Slide 23 - Slide
Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....
A
eerst :12, daarna x52
B
eerst x12, daarna :52
C
eerst :52, daarna x 12
D
eerst x52, daarna :12
Slide 24 - Quiz
Reken de kosten om naar een bedrag per week
Telefoonabonnement €26 per maand = ..... per week
A
€5,50
B
€6
C
€6,50
D
€7
Slide 25 - Quiz
Hoe bereken je €20 per week om in maanden?
A
€20 x 4 = €
B
€20 x 52 : 12 = €
C
€20 x 31 = €
D
€20 x 30 = €
Slide 26 - Quiz
€15 per week is....per maand
A
€ 65
B
€ 60
C
€ 64,5
D
€ 180
Slide 27 - Quiz
Gemiddelde uitrekenen
FORMULE gemiddelde uitrekenen =
Totaal bedrag gedeeld door het aantal
voorbeeld:
je haalt een 7, een 5, en een 9 voor economie
aantal = 3 cijfers
totaal = 7+5+9 = 21
totaal delen door aantal = 21 / 3 = 7
7 is het gemiddelde!!
Slide 28 - Slide
Wat is het gemiddelde?
A
5
B
2
C
3
D
4
Slide 29 - Quiz
Wat ga je doen?
Je gaat aan de slag met de theorie. Op blz. 8 ga je de ontbrekende begrippen invullen en op blz. 9 ga je de opdrachten maken.
Ben je klaar?
Dan kun je aan je docent vragen of je het mag gaan nakijken.
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Les 1 Hoofdstuk 1 Introductie
August 2022
- Lesson with
34 slides
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Les 2 paragraaf 1.1
September 2022
- Lesson with
22 slides
Samenvatting Hoofdstuk 1
November 2023
- Lesson with
23 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 1: Wat heb je nodig?
August 2022
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
2022 H1.2 Waarom koop je dat?
September 2024
- Lesson with
37 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
rekenen voor de toets
November 2021
- Lesson with
17 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Leerjaar 3 hst 5 les 4
March 2020
- Lesson with
24 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Herhalen voor toetsweek H1 Rekenen
October 2023
- Lesson with
16 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2