1TL2

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL2

Slide 1 - Slide

Afspraken
  • Mobiel in de bak.
  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 2 - Slide

Programma van de les
1TL2 8 april 2022
Programma:

  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Terugblik bijvoeglijke naamwoorden
  • Taalverzorging: over verwijswoorden
  • Afsluiting

Lesdoel:
ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken



Slide 3 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Slide

Doel
Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken.

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Maken Hoofdstuk 5 Taalverzorging formuleren
Over verwijswoorden
Start, opdracht 1 en opdracht 2
Bladzijde 134 en 135

Slide 6 - Slide

Huiswerk
Maken Hoofdstuk 5 Taalverzorging formuleren
Over verwijswoorden
resterende opdrachten

Slide 7 - Slide

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 8 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 9 - Slide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.



dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 10 - Slide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.



heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 11 - Slide

Verwijswoorden - voorbeeld


de-woorden: verwijs met deze of die



het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 12 - Slide