K2 Nederlands - Blok 1 - Grammatica & Spelling

Morgen maken we het SO van Blok 1 - 
Grammatica & Spelling
Vandaag maak je in Lesson Up opdrachten die erg lijken op de opdrachten uit het SO van morgen.

Succes!
vr
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Morgen maken we het SO van Blok 1 - 
Grammatica & Spelling
Vandaag maak je in Lesson Up opdrachten die erg lijken op de opdrachten uit het SO van morgen.

Succes!
vr

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm van de volgende zin?
Gebruik de tijdproef om het antwoord te vinden.

Cynthia zal de hond uitlaten.

Slide 2 - Open question

Wat is het onderwerp van de volgende zin?
Gebruik de getalproef om het antwoord te vinden.

De bakker bakt het brood.

Slide 3 - Open question

noteer de persoonsvorm

Het overhemd is gestreken

Slide 4 - Open question

Noteer de persoosnvorm

De borden staan in de kast.

Slide 5 - Open question

Noteer de persoonsvorm

Wat is het huiswerk voor morgen?

Slide 6 - Open question

Noteer de persoonsvorm

Neem je agenda mee!

Slide 7 - Open question

Noteer drie werkwoorden waarbij de ik-vorm niet hetzelfde is als de stam.

Slide 8 - Open question

Noteer drie werkwoorden waarbij de ik-vorm hetzelfde is als de stam.

Slide 9 - Open question

Kies de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

... jij een plakje kaas voor me af?
A
schav
B
schaaf
C
schaavt
D
schaaft

Slide 10 - Quiz

Noteer de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

De vuilniswagen ... het afval bij de verwerkingsfabriek.
A
loos
B
loozt
C
loost
D
lozen

Slide 11 - Quiz

Noteer de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Wat ... er nu weer voor viezigheid aan je jas?
A
kleev
B
klevt
C
kleef
D
kleeft

Slide 12 - Quiz

Neem alle werkwoorden over uit de volgende zin.
Noteer achter het werkwoorden met welke vorm je te maken hebt.
Kies uit persoosnvorm - hele werkwoord - voltooid deelwoord

Welke film heb jij bekeken?

Slide 13 - Open question

Een basiszin bestaat in ieder geval uit twee delen.
1) Maak een correcte basiszin met het voltooid deelwoord van het werkwoord 'snijden'.

2) Breid de zin uit met twee zinsdelen. Het ene zinsdeel geeft antwoord op de vraag 'wanneer?' Het andere op de vraag 'waar?'

Slide 14 - Open question

Het meisje houdt erg van winkelen.

In deze zin is ... de persoosnvorm.
A
het meisje
B
winkelen
C
erg
D
houdt

Slide 15 - Quiz

Het meisje houdt erg van winkelen.

De persoonsvorm staat in het ...
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 16 - Quiz

Het meisje houdt erg van winkelen.

De stam van het werkwoord 'houden' is ... .
A
houd
B
houdt
C
houden

Slide 17 - Quiz

Hieronder staan acht werkwoorden. Noteer alleen de klankveranderende werkwoorden.

1. niezen 5. durven
2. genieten 6. vreten
3. bekijken 7. vullen
4. knopen 8. zijn

Slide 18 - Open question

Hieronder staan acht werkwoorden. Noteer alleen de klankvaste werkwoorden.

1. luisteren 5. dansen
2. zingen 6. meten
3. spellen 7. schudden
4. bekijken 8. glimmen

Slide 19 - Open question

Hieronder staan vijf werkwoorden. Welke klank hoor je in de ik-vorm verleden tijd? Noteer bij elk werkwoord de juiste klank.
1. vergeten A ee
2. bevallen B ie
3. duiken C a
4. glijden D o
5. vechten E oo

Slide 20 - Open question

Kies de juiste spelling in de verleden tijd.

Ik ... mijn zwemdiploma in één keer.
A
behaalte
B
behaalde
C
behaalten
D
behaalden

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste spelling in de verleden tijd.

De verkoper ... een dure spijkerbroek te verkopen.
A
probeerde
B
probeerte
C
probeerten
D
probeerden

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste spelling in de verleden tijd.

Drie katten ... vannacht de hele buurt wakker.
A
jankten
B
jankte
C
jankden
D
jankde

Slide 23 - Quiz

Hieronder staan drie werkwoorden. Bedenk een goed lopende zin met elk werkwoord. Gebruik de werkwoorden als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

1) reizen
2) streven
3) verbazen

Slide 24 - Open question

Hieronder staan vier zinnen. Noteer van elke zin de juiste persoonsvorm in de verleden tijd.

1) Ik ... (houden) vroeger erg van Sinterklaas, maar nu meer van Kerst.
2) In de pauze ... (eten) de timmermannen elk acht boterhammen.
3) De overbuurvouw ... (begieten) de bloemetjes in de voortuin.
4) Tijdens de speech ... (verspreken) de directeur zich.

Slide 25 - Open question

Hieronder staan vier zinnen. Noteer van elke zin het juiste voltooid deelwoord.

1) Afgelopen zaterdag heeft onze trainer drie wedstrijden ... (fluiten).
2) De verliefde jongen heeft de hele dag naar zijn meisje ... (staren).
3) De politicus is tot zijn spijt niet ... (verkiezen).
4) De kunstwerken zijn voorzichtig in de etalages ... (plaatsen).

Slide 26 - Open question

Einde
Succes morgen bij het maken van het SO 'Grammatica & Spelling' - Blok1 

Slide 27 - Slide