What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Maak aantekeningen in je schrift als je dit plaatje ziet.
Slide 5 - Slide
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over....
Slide 6 - Open question
In het Frans...
kijk je naar het zelfstandig naamwoord (ZN) waar het BN bij hoort
Welke bijvoeglijke naamwoorden gaan nét even anders? (zie p. 70)Dit is de BASIS:
ZN
BN
mannelijk
-
vrouwelijk
+ e
mannelijk meervoud
+ s
vrouwelijk meervoud
+ es
Slide 7 - Slide
Par exemple:
Ik heb een groot huis.
J'ai
une
grand
e
maison.
een huis = une maison = vrouwelijk
Slide 8 - Slide
een trui = un pull
Ik heb een groene trui =
A
J'ai un pull verte.
B
J'ai un pull vert.
C
J'ai un pull verts.
D
J'ai un pull vertes.
Slide 9 - Quiz
een rok = une jupe
Ik heb een blauwe rok=
A
J'ai une jupe bleue.
B
J'ai une jupe bleu.
C
J'ai une jupe bleues.
D
J'ai une jupe bleus.
Slide 10 - Quiz
Welke bijvoeglijke naamwoorden gaan nét even anders? (zie p. 70)
Slide 11 - Open question
Welke bijvoeglijke naamwoorden gaan nét even anders? (zie p. 70)
Vul dit schema van het BN aan:
NL
manl
manl mv
vrouwl
vrouwl mv
goed, lekker
bon
bon
s
bon
ne
bonne
s
mooi
beau
beau
x
b
elle
belle
s
nieuw
nouveau
nouveau
x
nouv
elle
nouvelles
oud
vieux
vieux
vi
eille
vieille
s
Slide 12 - Slide
un .......... (nieuw) livre
A
nouvelle
B
nouveau
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 13 - Quiz
une .......(lekkere) tarte
A
bon
B
bonne
C
bonnes
D
bons
Slide 14 - Quiz
des .........(mooie) filles
A
belle
B
beau
C
belles
D
beaux
Slide 15 - Quiz
des .......(oud) dames
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu
Slide 16 - Quiz
des ........(mooi) maisons
(la maison)
A
belle
B
beau
C
belles
D
beaux
Slide 17 - Quiz
Leer de 4 bijvoeglijke naamwoorden met een onregelmatige vorm dus goed!
bon
beau
nouveau
vieux
Slide 18 - Slide
Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Meestal
achter
het zelfstandig naamwoord.
Une robe
noire
= Een
zwarte
jurk
Slide 19 - Slide
Uitzonderingen:
De volgende bijvoeglijke naamwoorden komen echter VOOR het zelfstandig naamwoord:
Slide 20 - Slide
Welke 6 bijvoeglijke naamwoorden komen VOOR het ZN? (zie p. 71)
Slide 21 - Open question
bon
beau
grand
nouveau
petit
vieux
Noteer je ook de vertaling?
Slide 22 - Slide
Exemple:
Klein = petit / La soeur = de zus (vrouwelijk dus: petit
e
)
Ik heb een kleine zus = J'ai une .......... soeur ...................
Petit
is een uitzondering en komt dus
VOOR
soeur
te staan.
J'ai une
petite
soeur.
Slide 23 - Slide
une ........ mère ..........(groot)
A
une grande mère
B
une mère grande
C
une grand mère
D
une mère grand
Slide 24 - Quiz
les................... yeux (mmv) ...........(blauw)
A
les bleus yeux
B
les bleu yeux
C
les yeux bleus
D
les yeux bleues
Slide 25 - Quiz
les ................... maisons (vmv) .............
(grand)
A
les grandes maisons
B
les maisons grandes
C
les grands maisons
D
les maisons grands
Slide 26 - Quiz
la ................... piscine) .............
(énorme)
A
la énorme piscine
B
la piscine énorme
C
l'énorme piscine
D
le piscine énorme
Slide 27 - Quiz
la ................... fille .............
(actif)
A
l'actif fille
B
la active fille
C
la fille actif
D
la fille active
Slide 28 - Quiz
la ................... grand-mère .............
(vieux)
A
la grand-mère vieille
B
la vieil grand-mère
C
la vieille grand-mère
D
la grand-mère vieux
Slide 29 - Quiz
la ................... souris (muis) .............
(adorable)
A
la adorabl' souris
B
la souris adorable
C
la adorable souris
D
l' adorable souris
Slide 30 - Quiz
les ................... vélos (mmv) .............
(vieux)
A
les vieux vélos
B
les vélos vieux
C
les vieilles vélos
D
les vélos vieilles
Slide 31 - Quiz
Kijk dus goed naar:
de
plaats
van het bijvoeglijk naamwoord.
de
vorm
van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 32 - Slide
Maak de zin af met de woorden tussen haakjes.
Maak hele zinnen. Denk aan plaats en vorm.
Mon frère porte un (vert + jean).
Slide 33 - Open question
Maak de zin af met de woorden tussen haakjes. Denk aan:
Maak hele zinnen. Denk aan plaats en vorm.
Il a deux (bon + copains).
Slide 34 - Open question
Maak de zin af met de woorden tussen haakjes. Denk aan:
Maak hele zinnen. Denk aan plaats en vorm.
Marc habite dans une (vieux + maison).
Slide 35 - Open question
Maak de zin af met de woorden tussen haakjes. Denk aan:
Maak hele zinnen. Denk aan plaats en vorm.
Il habite avec sa (grand + famille).
Slide 36 - Open question
Nu jij!
Pak je aantekeningen erbij.
Leg nu uit aan je buurman:
- waarom een BN kan veranderen
- hoe het verandert
- wat de uitzonderingen zijn
- welke plaats een BN heeft
- en wat zijn de uitzonderingen
Slide 37 - Slide
Hoe ging het uitleggen aan de 'buur'?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Poll
Slide 39 - Slide
More lessons like this
Bijvoeglijk naamwoord
November 2023
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
12 days ago
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3H_Chpt 1 - het bijvoeglijk naamwoord (bron D) - herhaling
September 2023
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
29 days ago
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
13 days ago
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
13 days ago
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
6 days ago
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord
5 days ago
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2