lj2 Week 2 DT4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Week 2

Deeltaak 4

2018-2019

​

Programma

• Stillezen
  
• Terugblik week 1
• Toets DT3 bespreken
• Instructie les 2
• Zelfstandig werken
  

Lezen -15 min

In stilte lezen in je boek.​   

Terugblik les 1

Fictie: begrippen

Mondeling

Toets bespreken

Opdracht: vergelijk jouw antwoorden met het antwoordmodel. Wat ging goed/kon beter? ​

Heeft het een positief effect gehad: je huiswerk maken en aftekenen? ​

Leerdoelen deze les

• Je weet aan het einde van de les wat de regels voor werkwoordspelling zijn.​

• Je weet wanneer je een puntkomma moet gebruiken.​

• Hoe je een citaat moet weergeven.

Opfrissen

De persoonsvorm: TT en VT

De kaars ……… (branden tt) de hele avond.​

De lantaarnpaal …….. (branden vt) gisteren niet.​

De schilder …….. (verven vt) de muur.​

Hij …….. (verhuizen tt) volgend jaar naar Doetinchem.​

Ik ……. (sprinten vt) gisteren naar de trein.​

Theorie: twee persoonsvormen in 1 zin​

Lees de theorie op blz. 155 

Maak eventueel aantekeningen in je schrift

De pv's?

Terwijl hij naar school liep, dacht hij na over zijn huiswerk.

Twee pv's in één zin:

Als je de zin in een andere tijd zet, weet je altijd of er meer dan een persoonsvorm in de zin staat. ​

Als twee pv’s naast elkaar staan, komt er altijd een komma.

Brian …..... (zijn) bang voor slangen, maar …............(durven) toch een slang te aaien. ​

Gisteren ....... (zien) onze buurvrouw dat twee kwajongens onze bloemen …........(vernielen). ​

Balotelli ….............. (ontvangen) nu een rode kaart, omdat hij een grove overtreding …...............(maken). ​

Theorie: puntkomma en citaat​

Lees voor jezelf de theorie op blz 153​

Maak eventueel aantekeningen in je schrift​

Puntkomma: Bij lange opsommingen  en als je twee zinnen wil samenvoegen die sterk samenhangen
We moesten overal lang wachten; vooral de wachtrij van de Vliegende Hollander was lang.

Citaat: Je geeft iemands woorden letterlijk weer = directe rede.

Anton zei: ‘Morgen heb ik weer een wedstrijd.’​

‘Morgen heb ik weer een wedstijd,’ zei Anton​.

Indirecte rede: niet letterlijk weergeven> Anton zei dat hij morgen een wedstrijd had

Een puntkomma gebruik je......

1. bij een opsomming
2. bij een gedachte
3. bij het begin van een zin
4. om twee zinnen te verbinden

Jan vertelde: ´Ik heb mijn buurman uit het kanaal gered.´

1. dit is een citaat
2. dit is geen citaat
3. de leestekens kloppen niet
4. dit is een uitdrukking

Staat deze zin in de directe of indirecte rede?

Mevrouw Barneveld zei: "let eens op".

1. directe rede
2. indirecte rede

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.

1. Na "kapsel"
2. Na "het"
3. Na "haar"
4. Na "heel"

Zelfstandig werken

Spelling hoofdstuk 4 blz. 153 t/m 156​
Opdracht: 1,3,8, 9, 10​

Even terugkijken!​

Hoe is er gewerkt?​

Wat ging goed?​

Wat moet beter voor de komende week?​