H3 po familiegeschiedenis_leerling23

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00

Slide 1 - Slide

PO familiegeschiedenis
Op Magister vind je in de ELO  
(Studiewijzers, werkwijzers en po's)
nog meer informatie over het po 
familiegeschiedenis:


- het po zelf
- de beoordelingsrubric



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Interviewen
Een goede interviewer bereidt zijn interview goed voor. Hij/zij stelt zichzelf daartoe vragen over het ………………………….. van het interview (wil je vragen naar informatie en/of mening?) en de informatie die nodig is om het interview goed te kunnen voeren.
Werkwijze:
 1. Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten. Maak bijvoorbeeld een …………………………. om alle kennis die je al hebt te ordenen.
2. Bereid je voor door voorafgaand aan het interview ……………………………. over het onderwerp op te zoeken.
3. Bedenk de ………………………. die je wilt stellen. Kies zoveel mogelijk voor ..................... vragen in tegenstelling tot gesloten vragen. Op die manier krijg je zoveel mogelijk informatie. Deze vragen beginnen vaak met vraag-woorden zoals …………………………………………………………………… .
4. Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de antwoorden.
5. Bedenk of je tussen de vragen door ook nog dingen wilt zeggen tegen de geïnterviewde (bijvoorbeeld informatie geven of een situatie beschrijven).
6. Een goede tip is om je interview ……………… zodat je het later rustig terug kunt luisteren.

Slide 4 - Slide

Planning

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 19 november:

  • Snelhechter met opdrachtomschrijving elke les mee (tussentijds aftekenen!)
  • Thema gekozen + informatie (feiten) opgezocht (noteer de bron!) en meenemen
  • Voorwoord geschreven: wat staat er in een (goed) voorwoord?

Slide 6 - Slide

Interviewen
Een goede interviewer bereidt zijn interview goed voor. Hij/zij stelt zichzelf daartoe vragen over het doel van het interview (vragen naar informatie en/of mening?) en de informatie die nodig is om het interview goed te kunnen voeren. De bedoeling van een startvraag is het gesprek op een prettige manier te beginnen. 
Werkwijze 
 1. Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten. Maak bijvoorbeeld een woordweb om alle kennis die je al hebt te ordenen.
2. Bereid je voor door voorafgaand aan het interview informatie over het onderwerp op te zoeken.
3. Bedenk de vragen die je wilt stellen. Kies zoveel mogelijk voor open vragen in tegenstelling tot gesloten vragen. Op die manier krijg je zoveel mogelijk informatie. Deze vragen beginnen vaak met vraag-woorden zoals hoe, waarom, welke, ...
4. Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de antwoorden.
5. Bedenk of je tussen de vragen door ook nog dingen wilt zeggen tegen de geïnterviewde (bijvoorbeeld informatie geven of een situatie beschrijven).
6. Een goede tip is om je interview op te nemen zodat je het later rustig terug kunt luisteren.

Slide 7 - Slide

Om te beginnen met je eerste interviewverslag:
Kies een onderwerp

- Zoek naar informatie over een tijdsperiode 
- Bedenk wat je wil weten/onderzoeken over dat onderwerp.
- Schrijf je idee(en) op.

Bedenk interviewvragen

- Kies voor open vragen i.p.v. gesloten vragen.                                    Bedenk minimaal 10 vragen.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Interviewverslag  &  achtergrondinformatie zoeken
onderwerp (thema) / ong. vier deelonderwerpen / illustraties

  



Inleiding: A Algemene beschrijving van de geinterviewde  - introductie
                                                                                                               - historische context
                    B Onderwerp (bv. onderwijs in de jaren '50)

Kernalinea's (deelonderwerpen)  - onderwijsvisie  (doel van onderwijs)
                                                                - organisatie  (klassen, leeftijd, opstelling lokaal)
                                                                - didactiek   (de manier van lesgeven)                
                                                                - pedagogiek  ( gezag docent en straffen)           
                                                                - kansengelijkheid (verschil jongens en meisjes)

Bedenk kortom wat je over je onderwerp wil weten: stel daar interviewvragen over
Tekstopbouw

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

  • In het voorwoord vertel je voor welk onderwerp (of onderwerpen) je hebt gekozen en waarom.
  • Introduceer hier ook de personen die je gaat interviewen. Plaats die personen (kort) binnen een historische context.
  • Tot slot beschrijf je wat je verwachtingen over dit po zijn. 
Een voorwoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.

Samenhang: inleiding - kern - slot  



N.B. verwar een voorwoord niet met een inleiding! Het verschil is dat een inleiding meer inhoudelijk is en het voorwoord meer persoonlijk
Je moet een voorwoord kort houden – 3 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

Slide 13 - Slide

Opbouw alinea
  • In een alinea staat meestal een kernzin -> geeft aan waar de alinea over gaat/ belangrijke informatie.

  • De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. 
  • Slide 14 - Slide

    Opbouw alinea (2)

    • Begin de alinea met een inspringing: gebruik daarvoor de tab-toets. 
    • Start een alinea met (een) kernzin(nen) (1e en/of 2e zin). De kernzin(en) gaat/gaan over de algemene informatie, gevonden over jouw onderwerp.
    • De rest van de alinea bestaat dan uit; 
    • 1. een toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin(nen). 
    • 2. citaten, voorbeelden en/of ervaringen van de geinterviewde(n).                                           N.b. schrijf je verslag in de derde persoon enkelvoud (hij/zij ....)

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Schrijftips
    1. Schrijf foutloos: geen spel- en formuleerfouten.
    2. Maak je zinnen niet te lang. 
    3. Bedenk goed waar een zin begint en eindigt. 
    4. Een zin begint niet met een voegwoord (terwijl, want, maar, en).
    5. Lees je tekst nog eens goed na.

    Slide 17 - Slide

    Meer samenhang creëeren

    Slide 18 - Slide

    • In het nawoord heb je ruimte om te reflecteren en te evalueren. Het is belangrijk om stil te staan bij jouw ervaringen van de afgelopen periode. 
    • Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Wat heb je geleerd? Wat zou je de volgende keer anders doen? Zijn je verwachtingen (zie voorwoord) uitgekomen? 

    Ook het nawoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.

    Samenhang: inleiding - kern - slot 


    Je moet een nawoord kort houden – 3 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

    NA

    Slide 19 - Slide