Eerste les BBL


Welkom
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Welkom

Slide 1 - Slide

Kennismaking vak Nederlands
- één lesuur per week (online of fysiek)
- boeken/ licentie: we werken met de werkboeken van Nu Nederlands 2F en 3F We werken ook met het digitale gedeelte dat bij de boeken hoort. De opdrachten komen overeen.
- Uiteindelijke doel: examens Nederlands halen (einde leerjaar 1 of in leerjaar 2)

Slide 2 - Slide

Wat zou je willen leren tijdens de lessen
Nederlands? Waar zou je graag mee aan
de slag willen gaan?
timer
1:00

Slide 3 - Open question

Examens 2F/ 3F
- Niveau 3: je doet examens op niveau 2F
- Niveau 4: je doet examens op niveau 3F 

Examens:
1. Lezen en Luisteren (teksten en kijkfragmenten met vragen)
2. Schrijven (bijv. zakelijke brief, betoog, verslag)
3. Spreken (bijv. overtuigende presentatie)
4. Gesprekken voeren (bijv. sollicitatiegesprek, bpv-gesprek)

Slide 4 - Slide

Stelling:


Het Drentse dialect kan net zo goed verdwijnen.
timer
0:30
A
eens
B
oneens

Slide 5 - Quiz

Goede zinnen of foute zinnen?

"Nee zeg. Wat een gezeur."
A
goed
B
fout
C
geen idee

Slide 6 - Quiz

Weet je het nog?

Welk woord is een werkwoord?
A
Anne
B
gebeuren
C
de
D
huis

Slide 7 - Quiz

Weet je het nog?

De persoonsvorm...
A
is iemand die wat doet
B
is een werkwoord
C
is een naam
D
de vorm van een persoon

Slide 8 - Quiz

De persoonsvorm
- het werkwoord dat verandert wanneer je de zin verandert van tijd 
- het werkwoord dat aan het begin van de zin komt te staan wanneer je de zin vragend maakt (maar dat werkt alleen bij enkelvoudige zinnen!)

Voorbeeld:
Tijdens de aflevering van Spoorloos moest ik huilen. 

Tijdens de aflevering van Spoorloos moet ik huilen. 

Slide 9 - Slide

De politie zou een buurtonderzoek hebben ingesteld.

Persoonsvorm is:
timer
0:30
A
zou
B
hebben
C
ingesteld
D
De politie

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp
- Het onderwerp is iets of iemand
- Het onderwerp hoort bij de persoonvorm: is het onderwerp enkelvoud, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud

Voorbeeld:
Alle studenten /volgen/ nu online lessen.
pv= volgen
ow= Alle studenten

Slide 11 - Slide

Onderwerp zin

Annie en Piet gaan schaatsen.
A
gaan
B
Annie en Piet
C
gaan schaatsen
D
en

Slide 12 - Quiz

Waarom heeft Rutger niet gewerkt vandaag?
Onderwerp:
A
Waarom
B
heeft
C
Rutger
D
vandaag

Slide 13 - Quiz

Het gezegde
- Alle werkwoorden die in de zin staan (incl. persoonsvorm)
- Deze werkwoorden zeggen wat iets of iemand (het ow) doet of overkomt
- Voorbeeld: Pieter zou vandaag gewinkeld hebben.
 pv= zou
ow= Pieter
gez= zou gewinkeld hebben

Slide 14 - Slide

Wij zouden in de avond moeten gaan werken.
Gezegde:
A
Wij
B
zouden gaan
C
zouden moeten gaan werken
D
zouden werken

Slide 15 - Quiz

Stel jezelf voor in één zin. Let op: je moet een pv en ow in je zin hebben.
timer
1:00

Slide 16 - Open question

Quasizinnen
Quasizinnen: zinnen in de vorm van woorden of woordgroepen. In geschreven taal beginnen quasizinnen met een hoofdletter en eindigen ze met een punt, maar een persoonsvorm ontbreekt. 

Voorbeelden:

Nee zeg.
Wat een gezeur. 
Een man en man, een woord een woord. 
Nieuw: Daantjes. Een lekker krokant chocobiscuitje met knispersuiker. 

Slide 17 - Slide

Waar kom ik quasizinnen tegen?
In gesproken taal, columns, reclame, maar ze komen steeds vaker voor in krantenartikelen en publiekstijdschriften.

Quasizinnen staan dicht bij de spreektaal en verkleinen de afstand tussen lezer en tekst. Quasizinnen zijn minder geschikt in zakelijke teksten. Een quasizin leest vaak makkelijk, maar volgens de grammaticale regels is zo'n zin onjuist. 
Tip: schrijf geen quasizinnen bij zakelijke teksten en bij reflectieverslagen.

Slide 18 - Slide

Afronding
Volgende week:
- Uitleg/ toelichting online gedeelte Nu Nederlands (maar dit kan eventueel ook de daaropvolgende les) 
- Grammatica en Spelling

Tot volgende week!

Slide 19 - Slide