Uitspraak lettergrepen en klemtoon

Uitspraak
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Uitspraak

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

 Les 1
 Lettergrepen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions





Doelen van de les:
- Je weet waarom duidelijk spreken belangrijk is
- Je kan woorden in lettergrepen verdelen
- Je weet wat klemtoon is en hoe je die gebruikt

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uitspraak 

Waarom is duidelijk praten belangrijk?
Welke ervaringen heb je opgedaan?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je duidelijker leren spreken?

- lettergrepen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel lettergrepen hoor je?

1.                                              6.
2.                                              7.
3.                                              8.
4.                                              9.
5.                                              10.

Slide 6 - Slide

  1. situatie (4)
  2. collega (3)
  3. brieven (2)
  4. enveloppen (4)
  5. postkamer (3)
  6. café (2)
  7. tafeltje (3)
  8. bestelling (3)
  9. belangrijk (3)
  10. oplossing (3)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Les 2
Klemtoon

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

  1. situatie (4)
  2. bespreek- (2)
  3. collega (3)
  4. enveloppen (4)
  5. postkamer (3)
  6. café (2)
  7. tafeltje (3)
  8. bestelling (3)
  9. belangrijk (3)
  10. oplossing (3)
1. si- tu- a- tie                                
2. col- le- ga
3. brie- ven
4. en- ve- lop- pen                 KLemtoon?
5. post- ka- mer
6. ca- fe 
7. ta- fel- tje
8. be- stel- ling
9. be- lang- rijk
10. op- los- sing

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

1. ambitieus
2. uitsluitend
3. van te voren
4. de enige
5. de basisschool
6. de middelste
7. dagelijks
8. het geval
9. de achterbank
10. zingen
11. opvoeden
12. in ieder geval

Hoeveel lettergrepen?
Waar ligt de klemtoon?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel lettergrepen heeft jouw naam?
Ga bij het juiste groepje staan:
1.
2.
3.
4.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Programma 10 juni:
- Uitspraak (klassikaal)
- Online werken (zelfstandig)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

               Les 3                  Ritme

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les weet je:
- wat ritme in een zin is

Aan het einde van de les kun je:
- belangrijke woorden in de zin klemtoon geven. (= ritme)
- door de klemtoon de vraag herkennen. 


Slide 16 - Slide

This item has no instructions


Ik drink koffie.
Ik drink vanmiddag koffie.
Ik drink vanmiddag koffie in de stad.
Hoe klinkt het ritme 
in deze zinnen?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is ritme?

In Nederlandse zinnen:
  • Hebben sommige lettergrepen klemtoon. Andere   niet.
  • Hebben belangrijke woorden klemtoon. 

  • Als je de onbelangrijke woorden weglaat, begrijp je nog steeds wat er staat.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

Gedicht voorlezen.
Let op het ritme: welke woorden heb je onthouden?
Dezelfde zin, andere betekenis (uitleg)

Met wie fiets je morgen naar het bos?
Waar fiets je morgen naartoe met je moeder?
Wanneer fiets je met je moeder naar het bos?
Hoe ga je morgen met je moeder naar het bos?
Morgen fiets ik met mijn moeder naar het bos.

Morgen fiets ik met mijn moeder naar het bos.

Morgen fiets ik met mijn moeder naar het bos.

Morgen fiets ik met mijn moeder naar het bos.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Samen oefenen

Stel vragen. Begin de vraag met: 
wie? 
wanneer? 
hoe? 
waar?

Mijn zus en ik gaan deze zomer met de auto naar Duitsland.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ritmespel
Werk in tweetallen.

A. Wat ga je doen?                    B. Ik ga brood bakken.
A. Wanneer ga je dat doen?   B. Ik ga vanavond brood bakken.
A. Waar ga je dat doen?           B. Ik ga vanavond thuis brood bakken.
A. Met wie ga je dat doen?      B. Ik ga vanavond thuis met mijn zus 
                                                             brood bakken.
timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tekst
Klinkers
a
e
i
o
u
y

Slide 24 - Slide

Hoeveel lettergrepen hebben de woorden op het bord?

Slide 25 - Video

This item has no instructions

IJsbreker 4 blz. 65

Bespreek in groepjes:
- Wat doe je?
- Wat zeg je?

timer
5:00

Slide 26 - Slide

Zou je?    Zou u?      
Kun?        Kunt u?
Wil je?     Wilt u?


Zou je?
Zou u?
Zouden jullie?
Wil je?
Wilt u?
Willen jullie?
2Kun je?
Kunt u?
Kunnen jullie?
Welke woorden heb je nodig?
Neem me niet kwalijk, maar...
Neemt u me niet kwalijk, maar...
Misschien kun je beter...
Misschien kunt u beter...

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Tekst
Wat ga je doen?
- Lees de opdracht;
- Bedenk een oplossing
   (wat is belangrijk?)
- Voer een gesprek.
- Oefen het gesprek    
   een paar keer. 
- Speel het gesprek voor
   de groep. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Luister naar het gesprek:


ja
nee
Er wordt duidelijk gepraat (klemtoon!)
Het gesprek heeft een goed begin
Het gesprek heeft een goed einde

Slide 29 - Slide

This item has no instructions