Toetsvoorbereiding havo 2 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Woordsoorten
grammatica

Benoem het voorzetselvoorwerp

Bewoners uit Hoofddorp klagen over geluidsoverlast van laagvliegende vliegtuigen.

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Ik geef jouw pen morgen terug.

1. ik
2. geef
3. jouw
4. morgen

Benoem het bezittelijk voornaamwoord:

Jouw kritiek doet mij niets

Wanneer is er sprake van een naamwoordelijk gezegde?

Benoem het onderw. en naamw. gez.

De verdachte is een bekende van de politie.

Benoem de werkwoorden

Henk is gister begonnen met wielrennen

Koppelwerkwoord kan samen met een zelfstandig werkwoord voorkomen.

1. Goed
2. Fout

Soms heb je twee zelfstandige werkoorden in een zin.

1. Goed
2. Fout

Enkele vogels overleefden de rit niet.

Enkele is een:

1. bep. htw
2. onbep. htw
3. bep. rtw
4. onbep. rtw.

Benoem de telwoorden:

Max Verstappen werd derde in Engeland, de middelste race van het seizoen

Een samengestelde herken je door:

1. Twee persoonsvormen
2. Een komma
3. Hij is extra lang
4. er staat altijd 'en' in

Benoem de persoonsvormen:

Rosanne viel van de trap, daardoor brak zij haar pols.

Benoem het voegwoord:

Jacqueline wilde fietsen, maar Marianne ging zwemmen.

1. wilde
2. fietsen
3. maar
4. zwemmen