Klas 2 - Grammatica - pers. en bez. voornaamwoord

WELKOM

Bij Nederlands
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELKOM

Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

10 
min. 
lezen

Slide 2 - Slide

Vandaag

  • Herhalen vorige les 
  • Nakijken huiswerk
  • Grammatica woordsoorten: pers. en bez. voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Vorige les:
Het voorzetselvoorwerp (vv)

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes. 

Slide 4 - Slide

Vorige les:
Het voorzetselvoorwerp (vv)

  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Slide 5 - Slide

Vorige les:
Het voorzetselvoorwerp (vv)

Hoe vind je het voorzetselvoorwerp?
1. Noteer: pv, ow, wg
2. Kijk of er een werkwoord is met een vast voorzetsel
3. Kijk of het voorzetsel niet letterlijk gebruikt wordt
4. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel = vv

Slide 6 - Slide

Nakijken
Grammatica zinsdelen: opdr. 1 t/m 4 (blz. 28)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Grammatica woordsoorten (blz. 30)
Over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Wat leer je vandaag?



- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.


- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.
 
     

Slide 11 - Slide

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Als je een woord niet telkens wilt herhalen, kun je een verwijswoord gebruiken. Dat kan een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord zijn.

Deze woorden verwijzen naar personen, dieren of andere zelfstandige dingen





Slide 12 - Slide

Bijvoorbeeld

1. Zij verloren de wedstrijd
2. Hij bijt op zijn wang
3. Ik heb het op tafel gelegd





Slide 13 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Vervang het woord door 'hem/hij', dan weet je of het een persoonlijke voornaamwoord is!

Is dit paard van jullie? --> Is dit paard van hem? --> Jullie = pers. vnw. 

Slide 14 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Je geeft aan dat iets van iemand is. 

Vervang het woord door 'zijn', dan weet je of het een bezittelijke voornaamwoord is!

Dat is haar verrekijker. --> Dat is zijn verrekijker. --> Haar = bezittelijke voornaamwoord






Slide 15 - Slide

Maken: 
Grammatica woordsoorten (blz. 30): 
Opdr. 1 t/m 4

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag?



- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is


- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen

- De volgende les gaan we hiermee verder 
 
     

Slide 17 - Slide