Les 11: Taalverzorging H3 toets

Welkom bij Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Herhaling Taalverzoring H3
Toets maken Taalverzorging H3

Slide 2 - Slide

Hoofdletters

Slide 3 - Slide

Waar zijn de hoofdletters op de juiste manier gebruikt?
A
Mevrouw Van Dalen
B
Mevrouw van Dalen,
C
mevrouw van Dalen,
D
mevrouw Van Dalen,

Slide 4 - Quiz

Waar zijn de hoofdletters op de juiste manier gebruikt?
A
In mei leggen alle vogels een ei.
B
In Mei leggen alle vogels een ei.

Slide 5 - Quiz

Leestekens

Slide 6 - Slide

Waar zijn de leestekens goed gebruikt?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school."
C
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school"
D
Sanne zegt "Mijn fiets staat nog op school."

Slide 7 - Quiz

Waar zijn de leestekens goed gebruikt?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Slide 8 - Quiz

Meervoud
De meeste zelfstandige naamwoorden krijgen in het meervoud -en of -s.

Woorden uit het Latijn:
eindigend op -um: -ums of -a (museums/musea)
eindigend op -icus: -ici (medicus/medici)

Slide 9 - Slide

Welk meervoud is goed?
A
lomperiken
B
lomperikken

Slide 10 - Quiz

Welke meervouden zijn goed?
A
gedachtes - feeën - politicussen
B
gedachten - feën - politicussen
C
gedachtes - feën - politici
D
gedachten-feeën - politici

Slide 11 - Quiz

Tussenletters
  • Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt.
  • Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood.
  • Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.
  • Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: plattegrond, verrekijker; huilebalk, lachebek.
  • Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.
  • In ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.







Slide 12 - Slide

Tussenletters
A
dwarstraat
B
dwarsstraat

Slide 13 - Quiz

Tussenletters
A
Spinneweb
B
Spinnenweb

Slide 14 - Quiz

Aan elkaar of los?
  • samenstellingen: garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling, ziektekostenverzekeringspolis.
  • woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin, daarmee, waarvan.
  • getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: vijfenveertig, zeshonderdtweeënvijftig, dertienduizend; maar: tien miljoen, drie miljard.


Slide 15 - Slide

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 16 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 17 - Quiz

Einde op -e of -en?
In sommige gevallen krijgen woorden als sommige, vele, beide, enkele, laatste, andere een -n aan het eind, maar heel vaak niet.


Je gebruikt alleen -n als het woord verwijst naar personen en het zelfstandig gebruikt wordt.



Slide 18 - Slide

Einde op -e of -en
Het woord is zelfstandig gebruikt als:
  • er niet meteen een zelfstandig naamwoord (zn) op volgt.
  • het woord in de zin niet aangevuld kan worden met een zn uit dezelfde zin of de zin die er onmiddellijk aan voorafgaat.





Slide 19 - Slide

De directeur zei: "Dit geldt voor jullie....
A
beide
B
beiden

Slide 20 - Quiz

De koeien lopen in de wei.
A
Sommigen eten gras.
B
Sommige eten gras

Slide 21 - Quiz

Aan de slag
Maak de toets van Taalverzorging H3

Slide 22 - Slide