Par. 2.6 en 2.7 verweringsmateriaal in beweging en opbouw laagland
WELKOM!
Nodig:
Chromebook
Boek
Schrift + pen voor aantekeningen.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
WELKOM!
Nodig:
Chromebook
Boek
Schrift + pen voor aantekeningen.
Slide 1 - Slide
Planning
Kort herhalen 2.5
Nakijken opgaven 2.5
Theorie 2.6 en 2.7
Slide 2 - Slide
Herhaling
De volgende 5 slides bevatten herhalingsvragen over 2.5
Slide 3 - Slide
Wat is het verschil tussen mechanische en chemische verwering?
Slide 4 - Open question
Wat hoort waar?
Sterke chemische verwering
Sterke Mechanische verwering
Weinig verwering
Slide 5 - Drag question
In de woestijnen zoals op het Arabisch Schiereiland en de Sahara worden gesteenten vooral afgebroken door fysische verwering. Beschrijf in twee stappen deze vorm van fysische verwering.
Slide 6 - Open question
Geef aan op welke wijze: 1. mechanische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente; 2. chemische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente.
Slide 7 - Open question
Dikste verweringslaag
Sterke fysische verwering (2x)
De sterkste chemische verwering
Zowel chemische als fysische verwering
Sterke fysische verwering (2x)
Slide 8 - Drag question
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje.
zelfstandig 2.5 nakijken
timer
9:00
Klaar? Lees 2.6 en 2.7 in stilte. Start aan de opdrachten.
Slide 9 - Slide
Leerdoelen 2.6
Je kent de verschillende manieren waarop verweringsmateriaal in beweging komt.
Je begrijpt hoe exogene processen bijdragen aan het ontstaan van aardverschuivingen, puinhellingen en puinwaaiers.
Je kunt uitleggen waarom in de bovenloop vooral transport van (zware) sedimenten plaats kan vinden.
Je kunt uitleggen hoe V en U-dalen kunnen ontstaan in de bovenloop.
Slide 10 - Slide
Wat gebeurt er met het verweringsmateriaal?
Wanneer verwering in bergen plaatsvindt, kan het verweringsmateriaal naar beneden vallen (zwaartekracht, massabeweging)
Wanneer het verweringsmateriaal naar beneden valt, en er een opstapeling van materiaal tegen de helling is, noemen we dat een puinhelling. Kenmerkend: steile helling.
Slide 11 - Slide
Puinlawine/bergstorting
Verweringsmateriaal valt letterlijk van de berg/rots
Slide 12 - Slide
Modderstromen
Modderstroom
Modderstromen ontstaan door het oververzadigd raken van de (kleihoudende) bodem door regen of smeltwater. Onder bepaalde omstandigheden gaan deze vloeien. Lang niet alle modderstromen worden veroorzaakt door zware regen. Zie het als een modderrivier: vloeibaar, hoge snelheid, stroomt over de bodem.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
--> Modderstromen
Aardverschuiving
Een aardverschuiving ontstaat door het onder invloed van de zwaartekracht afglijden van de verweringslaag. Regen is dé trigger van veel aardverschuivingen: de verweringslaag raakt verzadigd met water en glijdt letterlijk naar beneden. De snelheid is niet hoog, de massa heeft een grote dichtheid.
Slide 15 - Slide
Hieronder worden vier uitspraken gedaan over de foto hiernaast:
1. Hier vindt vooral erosie plaats. 2. Deze foto is gemaakt in de middenloop van de rivier. 3. Op de foto zie je een puinhelling. 4. Hier vindt vooral verwering plaats.
A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. juist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist
Slide 16 - Quiz
Wat is het verschil tussen een modderstroom en een aardverschuiving?
Slide 17 - Open question
In welk seizoen is de kans op modderstromen/ aardverschuivingen in Lhasa (China) het grootst?
A
Winter
B
Zomer
C
Herfst
D
Lente
Slide 18 - Quiz
Invloed mens
Welke invloed van de mens is zichtbaar op de foto?
Waardoor neemt hierdoor de kans op aardverschuivingen toe in dit gebied?
Slide 19 - Slide
Puinwaaier
Een rivier vol met verweringsmateriaal stroomt vanuit de bergen een vlakte in.
De stroomsnelheid neemt af waardoor de rivier zich splitst.
Er treedt sedimentatie op en er vormt zich een puinwaaier.
Slide 20 - Slide
Vier soorten van erosie
Schurende werking van met puin (verweringsmateriaal) beladen wind, water en ijs:
1) Zee: Mariene erosie
2) Rivierwater: Fluviale erosie
3) Wind: Eolische erosie
4) IJs: Glaciale erosie
Erosie/verwering
Verwering gebeurt op de plek zelf, erosie is een beweging!
Slide 21 - Slide
Dal uitgesleten (erosie door gletsjer (U-dal))
Dal uitgesleten (erosie door rivier (V-dal))
In bergen is de stroomsnelheid van een rivier groot (door groot verhang). Hoge stroomsnelheid zorgt voor het transport van zware sedimenten (stenen, keien). Rivier beladen met puin heeft een schurende werking langs de oevers en de bodem
Slide 22 - Slide
Morene
Verweringsmateriaal kan op een gletsjer vallen een meegevoerd worden.
Een gletsjer schuurt langs de dalwanden en bodem en neemt zo gesteente mee.
Als gevolg van verwering, erosie en sedimentatie ontstaan morenen (gletsjerpuin).
Slide 23 - Slide
CVB-vragen
Op welke manieren zorgt de mens voor een vergrote kans op modderstromen?
Wat is een puinwaaier?
Wat is het verschil tussen een puinwaaier en een puinhelling?
Hoe ontstaat een U-dal?
Hoe ontstaat een V-dal?
Wat zijn morenen?
Slide 24 - Slide
Aan de slag
Maak eerst de opdrachten van 2.6.
Ga vervolgens naar de gedeelde les van 2.6 en 2.7 in lessonup.
Maak eerst de vragen in lessonup van 2.7 (gebruik het lesboek)
Maak vervolgens de opdrachten van 2.7
Slide 25 - Slide
Leerdoelen 2.6
Je kunt uitleggen op welke manier de stroomsnelheid invloed heeft op de sedimentatie van materiaal met verschillende korrelgrootte.
Je kunt uitleggen hoe exogene processen bijdragen aan het ontstaan van delta’s.
Je kunt uitleggen welke exogene processen in welke deel van het breedteprofiel van een rivier plaatsvinden (en waarom).
Je kunt uitleggen hoe duinen kunnen ontstaan.
Slide 26 - Slide
Bovenloop
Bovenloop: hoge stroomsnelheid, groot verschil in reliëf (groot verhang), veel erosie (door hoge stroomsnelheid), vervoer van grove sedimenten zoals stenen en keien. Voorkomen van V-dalen (verticale erosie).
Middenloop
Middenloop: minder reliëf, afnemende stroomsnelheid, evenwicht tussen erosie en sedimentatie, grove sedimenten sedimenteren eerst. Nog wel vervoer grof zand, zand en klei. Steeds meer erosie in breedte ipv diepte - ontstaan meanders
Benedenloop
Benedenloop: weinig reliëf, vooral sedimentatie (van fijn materiaal), erosie in de breedte (oevers van de rivier), fijn zand en klei, lage stroomsnelheid. Voorkomen van verlaten meanders (hoefijzermeer). Grootste debiet.
Delta
Doordat rivierwater 'botst' met zeewater daalt de stroomheid tot zo goed als 0. Hierdoor sedimenteert al het materiaal. Wanneer het sediment boven water komt, noemen we dat een delta.
Slide 27 - Slide
1.Reliëf
2. Stroomsnelheid
3. Processen
4. Sediment
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Veel
Weinig
Overgang hoog naar laag
Laag
Sedimentatie
Fijn zand, klei
Hoog
verticale
erosie
stenen
hoog/laag
Erosie/sedimentatie in evenwicht
Grof zand, grind
Slide 28 - Drag question
In welk deel van een rivier kan een delta ontstaan?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Niet
Slide 29 - Quiz
Wat is het verband tussen de stroomsnelheid en de korrelgrootte van het sediment?
Slide 30 - Open question
De rivier gaat meanderen in de
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop
D
monding
Slide 31 - Quiz
Hoe ontstaan deze meanders?
Slide 32 - Slide
Hoefijzermeer
Sedimentatie
Lage stroomsnelheid
Erosie
Buitenbocht
Binnenbocht
Hoge stroomsnelheid
Slide 33 - Drag question
Noteer de letters van deze vier hoefijzervormige meren van jong naar oud.
Slide 34 - Open question
Duinvorming en afbraak (erosie)
Slide 35 - Slide
Wat is het verschil tussen en delta en een estuarium?
Slide 36 - Open question
Welke verband bestaat er tussen verwering/erosie en sedimentatie?
Slide 37 - Open question
Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
Slide 38 - Poll
Welk cijfer geef je jouw werkhouding tijdens deze les?
Slide 39 - Poll
Welk cijfer geef je de uitleg van de docent (tot nu toe)?