SPQR tekst 3

SPQR
tekstvertaling les 3
                                                                        Romulus en Remus                   bouwen een nieuwe stad
Regnum
Boek p. 20 + 22


1 / 57
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

SPQR
tekstvertaling les 3
                                                                        Romulus en Remus                   bouwen een nieuwe stad
Regnum
Boek p. 20 + 22


Slide 1 - Slide

Tekstvertaling "Regnum" 
Neem je boek p. 21.
We gaan kijken of we de naamvallen in de tekst kunnen herkennen.

Slide 2 - Slide

We beginnen bij het begin: Romulus
A
nom.ev.
B
gen.ev.
C
nom.mv.
D
acc.ev.

Slide 3 - Quiz

(Romulus et) amici
A
nom.ev.
B
gen.ev.
C
nom.mv.
D
acc.ev.

Slide 4 - Quiz

(Romulus et amici de) monte Palatino (descendunt)
A
dat.ev.
B
gen.ev.
C
nom.mv.
D
abl.ev.

Slide 5 - Quiz

Romulus et amici de monte Palatino descendunt.
Hoe streep je "de monte Palatino"
A
(de monte Palatino)
B
1
C
onderstrepen
D
2

Slide 6 - Quiz

De monte Aventino descendit Remus cum amicis.
A
Remus en zijn vrienden dalen af vanaf de heuvel de Aventijn.
B
Vanaf de heuvel de Aventijn daalt Remus af met zijn vrienden

Slide 7 - Quiz

Wat was er dan fout aan
"Remus en zijn vrienden dalen af vanaf de heuvel de Aventijn" ?

Slide 8 - Open question

Fratres conveniunt. Accedit populus. Omnes tacent.
Fratres conveniunt.
Omnes tacent.
Accedit populus.
De broers komen samen.
Allen zwijgen.
Het volk nadert.

Slide 9 - Drag question

r. 4 Romulum et Remum aspiciunt.
Welke optie is juist?
A
Romulus kijkt ook naar Remus
B
Romulus en Remus kijken elkaar aan.
C
Ze kijken naar Romulus en Remus.
D
Romulus en Remus kijken.

Slide 10 - Quiz

Waarom was het C?

Slide 11 - Open question

r. 4 Romulum et Remum aspiciunt.
Ze kijken naar Romulus en Remus.
Welk woord uit het voorafgaande zin kan je invullen als onderwerp van aspiciunt?
A
Remus cum amicis
B
fratres
C
populus
D
omnes

Slide 12 - Quiz

Romulum et Remum aspiciunt.

juiste vertaling: Zij kijken naar Romulus en Remus.

"Zij" zijn dus de andere mensen in het verhaal: het volk, de vrienden van beide broers... Waarom is populus dan niet goed? Dat ligt aan "aspiciunt".
populus = nom.ev. 
En bij nom.ev. hoort ook een werkwoord in het enkelvoud.

Slide 13 - Slide

In hoeverre hielp de uitleg op de vorige slide je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Leg nu zelf eens uit over de zin erna:
"fratres quoque tacent". Waarom kan het niet zijn "Frater quoque tacent"?

Slide 15 - Open question

Fratres quoque tacent.
De broers zwijgen ook.
Fratres is nominativus. Welke andere naamval van frater is ook fratres?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 16 - Quiz

Hoe weten we dan dat fratres in "Fratres quoque tacent" nominativus is?

Slide 17 - Open question

Tandem Romulus dicit: "..."
Uiteindelijk zegt Romulus: "..."
Welke naamval is tandem?
A
nominativus
B
accusativus
C
geen naamval, het is een bijwoord
D
geen naamval, het is een werkwoord

Slide 18 - Quiz

"Et mihi et Remo dei favent"
De goden geven steun aan mij en aan Remus.

Welke naamval is "mihi" en "Remo"?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 19 - Quiz

OW
Regnum
het koningschap
inter nos
tussen ons
dividunt
verdelen
-nt 
zij
PV
LV
BWB
van manier
voorzetsel 
+ accusativus 
persoons-uitgang
accusativus
werkwoord

Slide 20 - Drag question

Schrijf de vertaling van de eerste alinea in je schrift.
(ja, het moet in je schrift)

Slide 21 - Slide

Typ nu de vertaling van de eerste alinea hier.

Slide 22 - Open question

Vertaling alinea 1
Romulus en zijn vrienden dalen af vanaf de heuvel de Palatijn.
Vanaf de heuvel de Aventijn daalt Remus af met zijn vrienden.
De broers komen samen. Het volk nadert. Allen zwijgen.
Ze kijken naar Romulus en Remus. De broers zwijgen ook.
Uiteindelijk zegt Romulus:
"De goden geven zowel aan mij als aan Remus (en aan mij en aan Remus)  steun: ze verdelen het koningschap tussen ons."

Slide 23 - Slide

Alinea 2 r. 7-12
Opdracht 1: naamvallen
nom(inativus), gen(itivus), dat(ivus), acc(usativus), abl(ativus)
In de opdracht maakt getal (ev/mv) even niet uit.
Vind je het lastig? Gebruik dan HB p. 76.


Slide 24 - Slide

Naamvallen:
nom
dat
acc
abl
r. 8 monte
r. 10 casas
r. 10 urbe
r. 7 reges
r. 9 urbi
r. 7 urbem
r. 8 populus
r. 9 saxis

Slide 25 - Drag question

Alinea 2 r. 7-12
Opdracht 1: woordkennis
Je hebt deze woorden al geleerd voor het proefwerk.
Doe de opdracht dus uit je hoofd.


Slide 26 - Slide

r. 7 urbem
r. 8 primum
r. 9 recusat
r. 9 viri
r. 9 murum
r. 9 saxis
r. 11 dum
r. 10 faciunt
terwijl
met rotsblokken
weigert
de mannen
zij maken
muur
een stad
eerst

Slide 27 - Drag question

Alinea 2 r. 7-12
Opdracht 3: per zin de juiste vertaling kiezen
Schrijf van elke zin de  juiste vertaling in je schrift.


Slide 28 - Slide

r. 7 Fratres reges sunt.
A
De broers zijn koningen.
B
De koningen zijn broers.

Slide 29 - Quiz

Fratres reges sunt:
de broers zijn koningen.

Dit is de juiste vertaling.
Reden 1: "de koningen zijn broers" wisten we al lang, want het verhaal gaat over twee broers. "De broers zijn koningen" is nieuw, want dat is het gevolg van "(dei) regnum inter nos dividunt".
Reden 2: de woordvolgorde. Bij een zin met est/sunt heb je twee woorden in de nominativus. Meestal is het eerste woord het onderwerp. 

Slide 30 - Slide

Controle of je de uitleg van de vorige slide hebt begrepen. Welke van de volgende is gÊÊn juiste aanwijzing voor de juiste vertaling van "Fratres reges sunt"?
A
woordvolgorde
B
context
C
grammatica

Slide 31 - Quiz

r. 7-8 Populum urbem aedificare iubent,
A
Het volk moet een stad bouwen,
B
Ze bevelen het volk een stad te bouwen,
C
Ze bevelen dat het volk een stad bouwt,
D
Het volk beveelt dat er een stad gebouwd wordt,

Slide 32 - Quiz

r. 8 primum in monte Palatino.
A
eerst op de heuvel de Palatijn.
B
op de eerste heuvel de Palatijn.

Slide 33 - Quiz

r. 8-9 Populus mandatum non recusat.
A
Er is geen opdracht die het volk weigert.
B
Het volk mag de opdracht niet weigeren.
C
Het volk weigert de opdracht niet.
D
De opdracht wordt niet geweigerd door het volk.

Slide 34 - Quiz

r. 8-9 Viri saxis murum urbi aedificant.
A
De mannen bouwen de stad met stenen muren.
B
De mannen bouwen met rotsen de stadsmuur.
C
Mannen bouwen een stenen muur om de stad.
D
Mannen bouwen met rotsblokken een muur voor de stad.

Slide 35 - Quiz

Vanaf nu moet je het zelf doen.
Probeer het uit je hoofd te doen als je op de toets hoger had dan een 7. Als je lager had dan een 7, gebruik dan je tekstboek om woordjes op te zoeken en je hulpboek voor de grammatica
(p. 76 voor de rijtjes).

Slide 36 - Slide

Truncis casas faciunt.
truncus = boomstam, casa = hut

Slide 37 - Open question

Romulus in urbe mandata inter viros dividit,

Slide 38 - Open question

dum Remus cum feminis et pueris ad flumen accedit.

Slide 39 - Open question

Ad flumen pueri arundinem colligunt.
arundo, -ines = riet; colligere = verzamelen

Slide 40 - Open question

Feminae arundinem in urbem portant.
arundo, -ines = riet

Slide 41 - Open question

Viri arundine tecta casis faciunt.
arundo, -ines = riet; tectum = dak
casa = hut

Slide 42 - Open question

We kwamen twee vormen  van arundo, dines tegen. Wat is wat? 
Weet je volgens welk voorbeeldrijtje dit woord gaat?
Het meervoud is op -es, dus het gaat volgens het rijtje van rex.
nom.ev.
dat.ev.
acc.ev.
abl.ev.
gen.ev.
r. 13 arundinem 
r. 14 arundine 

Slide 43 - Drag question

Hierboven zie je t/m r. 12 gestreept. Kijk of je de vertaling in je schrift compleet hebt of dat je nog iets wil aanpassen. 

Slide 44 - Slide

Hierboven zie je 12-14 gestreept. Kijk of je de vertaling in je schrift compleet hebt of dat je nog iets wil aanpassen. 

Slide 45 - Slide

Typ nu de vertaling van de tweede alinea hier.

Slide 46 - Open question

Vertaling regel 7 t/m 14
De broers zijn koningen. Ze bevelen het volk een stad te bouwen, eerst op de heuvel de Palatijn. Het volk weigert de opdracht niet. 
De mannen bouwen met rotsblokken een muur voor de stad. 
Met boomstammen maken ze hutten. Romulus verdeelt de opdrachten over de mannen, terwijl Remus met de vrouwen en jongens naar de rivier gaat. 
Bij de rivier verzamelen de jongens riet. De vrouwen dragen het riet de stad in. De mannen maken met het riet daken voor de hutten.

Slide 47 - Slide

Ad flumen pueri arundinem colligunt.

Bij de rivier ....
A
verzamelen de jongens riet
B
wordt riet verzameld door de jongens
C
moeten de jongens riet verzamelen
D
verzamelen ze het riet van de jongen

Slide 48 - Quiz

Feminae arundinem in urbem portant.
De vrouwen dragen het riet ....
A
in de stad
B
naar de stad
C
bij de stad
D
voor de stad

Slide 49 - Quiz

Viri arundine tecta casis faciunt.
Met het riet maken de mannen daken ........
A
van de hut
B
voor de hutten

Slide 50 - Quiz

het voorzetsel in + acc, + abl?
sommige voorzetsels kunnen verschillende vaste naamvallen hebben en krijgen zo een andere betekenis.
1. in + abl = een vaste plaatsbepaling, zonder beweging
(in/bij/op) ik lig in het zwembad/ik sta op de berg
2. in + acc = een plaatsbepaling van richting/beweging
(in/naar/naar binnen) ik loop de stad in/ik spring in het zwembad

Slide 51 - Slide

Vertaling r. 12-14
Bij de rivier verzamelen de jongens riet.
De vrouwen brengen het riet naar de stad.
De mannen maken met het riet daken voor de huizen.

Slide 52 - Slide

Welk cijfer geef je jezelf voor de vertaling van tekst 3 alinea 1 en 2?
110

Slide 53 - Poll

Ad flumen pueri arundinem colligunt.

Bij de rivier ....
A
verzamelen de jongens riet
B
wordt riet verzameld door de jongens
C
moeten de jongens riet verzamelen
D
verzamelen ze het riet van de jongen

Slide 54 - Quiz

Feminae arundinem in urbem portant.
De vrouwen dragen het riet ....
A
in de stad
B
naar de stad
C
bij de stad
D
voor de stad

Slide 55 - Quiz

Welk cijfer geef je jezelf voor de vertaling van tekst 3 alinea 1 en 2?
110

Slide 56 - Poll

Wat vond je ervan om zo zelfstandig via deze lessonup te oefenen met vertalen?

Slide 57 - Open question