Werkwoordspelling

klas 1
Werkwoordspelling
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

klas 1
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide


Waarom besteden we aandacht aan werkwoorden goed spellen?

Slide 2 - Mind map

Doelstelling
Aan het einde van deze les kun je de volgende vragen beantwoorden:
- Wat is het verschil tussen de ik-vorm en de stam?

- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 
- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de verleden tijd? 
- Hoe vervoeg je de voltooid deelwoorden?
- Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
- Hoe vervoeg je werkwoorden tot bijvoeglijk naamwoorden?
- Hoe vervoeg je de gebiedende wijs?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Quiztijd!
:)

Slide 6 - Slide


Michael [branden] zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 7 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens [falen].
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 8 - Quiz


[vinden] je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 9 - Quiz


[vinden] je broer deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 10 - Quiz

Meneer Nas [vinden] het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 11 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam op de kaart [vermelden]?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 12 - Quiz

Mevrouw de Gier [zetten] die van haar er gisteren nog op
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 13 - Quiz

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat [leren]
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 14 - Quiz

Dan [beloven] dat veel voor de toets
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 15 - Quiz

Hij heeft de [vinden] foto's weggelegd.
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden

Slide 16 - Quiz

De [vergroten] foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 17 - Quiz

De [redden] jongen was heel erg bang geweest.
A
gerede
B
geredden
C
geredde

Slide 18 - Quiz

Heb jij vanochtend nog [douchen]?
A
gedouchd
B
gedouchet
C
gedouched
D
gedoucht

Slide 19 - Quiz

Ik heb het pizzadeeg goed [mixen].
A
gemixet
B
gemixt
C
gemixed
D
gemixd

Slide 20 - Quiz

Afsluiten
Je kunt nu antwoord geven op de volgende vragen: 
- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 
- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de verleden tijd? 
- Hoe vervoeg je de voltooid deelwoorden?
- Hoe vervoeg je werkwoorden tot bijvoeglijk naamwoorden?

Slide 21 - Slide

Wat wil je de komende tijd nog oefenen met werkwoordspelling?

Slide 22 - Open question