Grammatica - zinsontleding

Zinsontleden
Met zinsontleden bedoelen we dat we de zin in zinsdelen knippen en ieder zinsdeel een naam gaan geven.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Zinsontleden
Met zinsontleden bedoelen we dat we de zin in zinsdelen knippen en ieder zinsdeel een naam gaan geven.

Slide 1 - Slide

Wat wordt bedoeld met een zinsdeel?

A
Ieder woord in de zin is een zinsdeel
B
Alles wat maximaal voor de PV kan staan

Slide 2 - Quiz

Welk zinsdeel hoort niet thuis in het onderstaande rijtje
A
Persoonsvorm
B
Lijdend voorwerp
C
Zelfstandig naamwoord
D
Gezegde

Slide 3 - Quiz

Overzicht zinsdelen
  1. persoonsvorm
  2. onderwerp
  3. gezegde :werkwoordelijk 
  4. lijdend voorwerp
  5. meewerkend voorwerp
  6. bijvoegelijke bepaling
  7. bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Slide

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de volgende zin:

Slechts tien van de deelnemers aan de wedstrijd haalden de eindstreep.
A
5
B
2
C
4
D
3

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
A
Van de zin een vraagzin maken.
B
De zin in een andere tijd zetten
C
De zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom
D
Alle drie zijn goed

Slide 6 - Quiz

Wat is het gezegde in de zin:
Zij zou gisteren gespijbeld hebben.

Slide 7 - Open question

Wat is het onderwerp?

Bij de meeste banken kan men tegenwoordig ook verzekeringen afsluiten en reizen boeken
A
Bij de meeste banken
B
verzekeringen afsluiten
C
men
D
reizen boeken

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Veel huiswerk voor morgen hadden wij niet.
A
wij
B
Veel huiswerk
C
voor morgen
D
Veel huiswerk voor morgen

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Wil jij die rommel voor mij opruimen?
A
jij
B
die rommel
C
mij
D
voor mij

Slide 10 - Quiz

Vandaag hadden we een lange en ingewikkelde les.
Wat is de bijvoeglijke bepaling
A
Vandaag
B
lange en ingewikkelde
C
hadden
D
les

Slide 11 - Quiz

Gisteren heb een een mooi schilderij op de muur in mijn kamer gehangen.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
Gisteren
B
Gisteren, op de muur
C
een mooie schilderij
D
Gisteren, op de muur in mijn kamer

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Oefenen in TB

Slide 13 - Slide