hin Les 4tb, Taalverzorging verwijswoorden en dictee

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Fijn dat je er bent!
Pak je lesboek voor op blz 84, je schrift, je etui met een pen en log in op deze LessonUp. 

Meld jezelf aan voor de klassencode op LessonUp: 
sbvno



timer
3:00

Slide 2 - Slide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Pak pen, papier en je boek voor. 

  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 3 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 4 - Slide

Vandaag
  • Herhaling verwijswoorden 
  • Foutloos leren spellen 
  • Maken opdrachten H4, blz 112. 
  • Zelf nakijken van het huiswerk over verwijswoorden  
  • Evaluatie en vragen stellen 

Slide 5 - Slide

H3 NN - Taalverzorging
Formuleren: verwijswoorden 

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden

Slide 7 - Slide

Leerdoel
Je leert over verwijswoorden.

Slide 8 - Slide

Leerdoelen

  • weet je wat verwijswoorden zijn.
  • kun je uitleggen welke verwijswoorden naar de-woorden en het-woorden verwijzen.
  • kun je in een tekst/zin aangeven of een verwijswoord goed of niet goed gebruikt wordt. 
  • kun je bij het schrijven van een tekst verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Slide 9 - Slide

Kies het juiste verwijswoord:
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die/dat 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar die/dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik dit/deze terug naar de winkel.

Slide 10 - Slide

Kies het juiste verwijswoord.
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik deze terug naar de winkel.

Slide 11 - Slide

Kies het juiste verwijswoord.
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik deze terug naar de winkel.

Slide 12 - Slide

Als je naar een het-woord verwijst, verwijs je met dit/dat.
A
Ja, dat klopt!
B
Hmm, nee klopt niet.

Slide 13 - Quiz

Als je verwijst naar een het-woord, verwijs je met de volgende verwijswoorden:
A
deze en die
B
deze en dat
C
dat en dit
D
dit en die

Slide 14 - Quiz

Naar het-woorden verwijs je met
A
Deze en dat
B
Dit en dat
C
Deze en die
D
Die en dat

Slide 15 - Quiz

Als je verwijst naar een de-woord, verwijs je met de volgende verwijswoorden:
A
deze en dat
B
dat en dit
C
deze en die
D
dit en die

Slide 16 - Quiz

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 17 - Slide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 
Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 18 - Slide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 
Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 19 - Slide

Dictee
Foutloos spellen kun je het beste testen + leren door een dictee.

Bij een dictee moet je namelijk goed letten op de spelling van de zinnen.
  1. Hoofdletters en leestekens
  2. Werkwoordspelling
  3. Juiste spelling van de woorden

Slide 20 - Slide

DICTEE
Pak je pen en je schrift 
of een blaadje. 

We maken een dictee.

Slide 21 - Slide

Dictee
Ik lees een zin. Schrijf die op en noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet. 

Slide 22 - Slide

Dictee
1 Ik heb geen zin om weer helemaal naar dat lokaal te lopen!
2 Ismaëls jas, die tijdens de wedstrijd werd gestolen, lag achter in bosjes.
3 Het bericht over de aankomende storm, dat onder andere op Nu.nl stond, veroorzaakte veel onrust.
4 Mijn scooter is blauw, maar deze van Ben heeft fellere kleuren.

Slide 23 - Slide

Haren recyclen: gek idee?

Modeontwerpster Jessica van Halteren gebruikt gedragen, afgedankte kleren voor haar collecties. Maar ze gebruikt ook haren die ze verzamelt. In de laatste Amsterdam Fashion Show toonde Jessica haar jas gemaakt van mensenhaar. Waarom zou je geen menselijk haar kunnen recyclen? dacht ze. Ze vroeg haar vrienden hun haar te bewaren na hun kappersbezoek en ze knipte ook zelf mensen. Nee, Jessica vindt het geen gek idee, want zij houdt van hergebruiken en niet van dingen weggooien.

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken
Ga naar blz 94/95 H3/ taalverzorging/formuleren.  

Je maakt opdracht 2, 3 en 4.   

Vind je het lastig? Steek je vinger op,
dan doen we het samen!
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Heb je nog                      vragen?

Slide 26 - Slide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 27 - Slide

Huiswerk
H3 - Taalverzorging blz 90/91
Maken: opdracht 1, 2, 3 en 4. 
Zelf nakijken: huiswerk lastige werkwoorden
van hoofdstuk 3 op Magister 

Tot morgen!

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Video