Brugklas unité 4

Bonjour B1C

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour B1C

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze unité kun je

  1. Een eenvoudige vlog over wonen begrijpen
  2. Teksten begrijpen over Franse jongeren en hoe zij wonen
  3. Korte gesprekken over de weg wijzen en wonen begrijpen
  4. Vertellen hoe je kamer eruit ziet
  5. Je kamer, je huis en je woonomgeving beschrijven

Slide 2 - Slide

De titel van unité 4 is:
Tu habites où?
Wat betekent dit?

Slide 3 - Open question

75% van de Fransen woont in de stad.
Waarom?

Slide 4 - Open question

Wat zijn banlieues?

Slide 5 - Open question

Wonen veel mensen in het centrum van de stad in een vrijstaand huis?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Noem naast Parijs nog een grote stad in Frankrijk.

Slide 7 - Open question

La maison

Slide 8 - Open question

La cuisine

Slide 9 - Open question

la fenêtre

Slide 10 - Open question

l´escalier

Slide 11 - Open question

le lit

Slide 12 - Open question

l´acenseur

Slide 13 - Open question

de slaapkamer

Slide 14 - Open question

de badkamer

Slide 15 - Open question

Het dorp

Slide 16 - Open question

de bakker

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Grammaire
  1. Vandaag leren we een nieuw werkwoord...
  2. Welke kennen jullie al???
  3. Être (zijn)
  4. Avoir (hebben)
  5. Regelmatige ww -ER (zoals parler, regarder, écouter, aimer)
  6. Het nieuwe werkwoord is aller, dan kan je vertellen waar je naartoe gaat.

Slide 19 - Slide

Le verbe ALLER
Je vais                Ik ga
Tu vas                 Jij gaat
Il/elle va             Hij/zij gaat 
Nous allons      Wij gaan
Vous allez         Jullie gaan
Ils/elles vont    Zij gaan

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

ergens naartoe gaan...
aller à = gaan naar

Achter het vorige rijtje zet je dus gewoon à.

Je vais à            Ik ga naar
Il va à                  Hij gaat naar
Vous allez à     Jullie gaan naar

Slide 22 - Slide

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Ils ...... en ville.
A
vont
B
vas
C
va
D
vais

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Nous ..... manger.
A
vont
B
va
C
allons
D
allez

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Tu ..... au cinéma?
A
vont
B
vas
C
vais
D
va

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Elle ..... à la maison.

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Je ..... faire du tennis.

Slide 27 - Open question

Devoirs
Vous faites( jullie maken): les exercices:8EF à la page 19/20
Apprendre( leren) : appr. 1 ,2 et 3 à la page 35/36

Slide 28 - Slide