3H SK NOVA katern formatieve toets 3.1 en 2.2 versie 2
NOVA katern
FORMATIEVE TIOETS
2.2 Moleculen en atomen
3.1 Energie
Nodig: schrift
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Middelbare school
This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
NOVA katern
FORMATIEVE TIOETS
2.2 Moleculen en atomen
3.1 Energie
Nodig: schrift
Slide 1 - Slide
Hierna volgen een aantal vragen over het periodiek systeem
Slide 2 - Slide
Hoe heten de elementen uit groep 1 van het periodiek systeem?
A
halogenen
B
edelgassen
C
alkalimetalen
D
aardalkalimetalen
Slide 3 - Quiz
Hoe heten de elementen uit groep 17 van het periodiek systeem?
Slide 4 - Open question
Hoe heten de elementen uit groep 18 van het periodiek systeem?
Slide 5 - Open question
Welke rijtje bevat alleen metaalatomen?
A
He, Na, K, Ca
B
Pb, Fe, Sn, Br
C
Ni, Au, Pt, Cu
D
Ag, Mg, Ne, Mn
Slide 6 - Quiz
Sleep de symbolen van atomen naar de juiste naam.
koolstof
mangaan
magnesium
koper
Cu
Mg
Mn
C
Slide 7 - Drag question
Er zijn 7 elementen die moleculen vormen met 2 dezelfde atomen. Welke elementen horen in dit rijtje?
A
chloor, natrium, broom, fluor, stikstof
B
stikstof, boor, chloor, zuurstof, jood
C
jood, fluor, fosfor, zuurstof, waterstof
D
waterstof, stikstof, fluor, broom, jood
Slide 8 - Quiz
In een mengsel komen meer dan één soort moleculen voor.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Bewering A: Bij scheiden gaan de moleculen kapot. Bewering B: Bij scheiden worden de moleculen gesorteerd. Welke bewering(en) is/zijn waar?
A
alleen A
B
alleen B
C
A en B
D
geen van beide
Slide 10 - Quiz
De moleculen van een zuivere stof zijn allemaal gelijk aan elkaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
In de vaste fase van een stof kunnen de moleculen niet bewegen.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Als water verdampt bewegen de moleculen zo snel dat ze kunnen ontsnappen aan elkaars aantrekkingskracht. Deze aantrekkingskracht tussen moleculen heet:
A
atoombinding
B
vanderWaalsbinding
Slide 13 - Quiz
Bij een chemische reactie gaan de atomen kapot.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
De aantrekkingskracht tussen atomen in een molecuul wordt vaak weergegeven met een streepje of een stokje. Deze aantrekkingskracht heet:
A
atoombinding
B
vanderWaalsbinding
Slide 15 - Quiz
Bij een chemische reactie herschikken de atomen zich in nieuwe groepjes.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Een ontleedbare stof bevat:
A
één atoomsoort
B
meerdere atoomsoorten
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Wat is het atoomnummer van zink?
A
4
B
12
C
28
D
30
Slide 19 - Quiz
Elke atoomsoort heeft zijn eigen symbool.
Het zorgvuldig gebruik van hoofdletters en kleine letters is belangrijk.
Sleep de formule naar de juiste naam.
cobalt
koolstofmonooxide
Co (s)
CO (g)
Slide 20 - Drag question
Vraag 4b. Leg het verschil uit tussen Co (s) en CO (g).
Slide 21 - Open question
NH3
NH3(g)
NH3(aq)
Dit lijkt drie keer dezelfde formule, maar de verschillen zijn belangrijk! Sleep de juiste naam naar de elke formule.
De stof ammoniak
1 molecuul ammoniak
Een oplossing van ammoniak in water
Slide 22 - Drag question
Ken je de namen van deze stoffen nog?
Sleep de juiste naam naar elke formule.
NH3(g)
C2H6O(l)
C6H12O6(s)
CO(g)
CO2(g)
CH4(g)
C12H22O11(s)
H2O(l)
H2O2(l)
SO2(g)
ammoniak
ethanol
glucose
koolstofdioxide
koolstofmono-oxide
methaan
suiker
zwaveldioxide
waterstofperoxide
water
Slide 23 - Drag question
Stoffenschema op deeltjes niveau. Sleep de beschrijvingen naar de juiste plek.
Verschillende soorten moleculen
Een molecuul bevat verschillende soorten atomen.
Eén soort moleculen
Een molecuul bestaat uit één soort atomen
Slide 24 - Drag question
De volgende vraag gaat over suiker in Cola.
Je hebt een rekenmachine nodig.
Er zijn .. onderdelen.
Slide 25 - Slide
Welke atoomsoorten komen voor in een suikermolecuul?
Slide 26 - Open question
Geef de molecuulformule van suiker. (tip: er zijn 22 waterstof atomen)
Slide 27 - Open question
In een glas Cola van 150 mL is ongeveer 15,6 g suiker opgelost. Bereken de concentratie suiker in cola in g/L.
A
9,6 g/L
B
104 g/L
C
0,0096 g/L
D
0,104 g/L
Slide 28 - Quiz
Een volwassen man mag per dag 60 gram vrije suikers binnen krijgen. Dit advies komt van de WHO en heeft als doel het voorkomen van tandbederf en overgewicht.
Vrije suikers zijn alle suikers die door fabrikanten aan voedingsmiddelen zijn toegevoegd en alle suiker in honing, vruchtenspa en siroop. Suikers die van nature al in voedingsmiddelen zitten, bijvoorbeeld in melk of fruit tellen niet mee. uit .
Bereken hoeveel glazen cola je mag drinken om op 60 g suiker uit te komen. (in een glas cola van 150 mL is ongeveer 15,6 g suiker opgelost.)
A
3,85 dus max 3 glazen Cola
B
3,85 dus max 4 glazen Cola
C
2,5 dus mas 2 glazen Cola
D
2,5 dus max 3 glazen Cola
Slide 29 - Quiz
Welke scheidingsmethode kan je toepassen als je zelf wil bepalen hoeveel gram suiker in een glas cola zit?
Slide 30 - Open question
De suiker in cola kan vervangen worden door zoetstoffen, zoals aspartaam. De cola bevat dan nauwelijks calorieën meer.
Aspartaam is 200 keer zoeter dan suiker. Bereken hoeveel aspartaam je nodig heb om 1 liter 'suikervrije' cola te maken. Gegeven: in een glas 'gewone' Cola van 150 mL is ongeveer 15,6 g suiker opgelost.
Slide 31 - Open question
De eenheid van energie is: ...
A
ampère (A )
B
volt (V)
C
watt (W)
D
joule (J)
Slide 32 - Quiz
Over welke vorm van energie gaat deze simulatie?
A
warmte
B
elektrische energie
C
licht
D
bewegingsenergie
Slide 33 - Quiz
Zet in de juiste volgorde: A: De temperatuur van het water stijgt.
B: Het water staat warmte af aan de omgeving.
C: Het vuur staat warmte af aan het water.
A
A-B-C
B
A-C-B
C
B-A-C
D
C-A-B
Slide 34 - Quiz
Welke energie-omzetting vindt niet plaats in deze simulatie?
A
bewegingsenergie -> elektrische energie
B
elektrische energie -> warmte
C
elektrische energie -> bewegingsenergie
Slide 35 - Quiz
Welke energie-omzettingen vinden hier plaats?
Slide 36 - Open question
Sleep elk proces naar het juiste energie-effect
Exotherm proces
Endotherm proces
verbranding van diesel in een auto
thermolyse van suiker
koken van water
bevriezen van water
verbranding van aardgas
Slide 37 - Drag question
Hieronder is het energiediagram voor de verbranding van methaan weergegeven. Sleep de namen naar de juiste plek.
methaan
water
koolstofdioxide
zuurstof
reactiewarmte
activeringsenergie
Slide 38 - Drag question
De verbranding van methaan is: ....
A
endotherm
B
exotherm
Slide 39 - Quiz
Yes, je hebt de les nu bijna afgerond ...
in de volgende dia ga je verder met de evaluatie.
Slide 40 - Slide
Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 41 - Open question
Schrijf één of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.