Nederlands, hoofdstuk 6 Spelling = sterke werkwoorden in de verleden tijd
In deze les leren we wat sterke werkwoorden doen in de verleden tijd.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Nederlands, hoofdstuk 6 Spelling = sterke werkwoorden in de verleden tijd
In deze les leren we wat sterke werkwoorden doen in de verleden tijd.
Slide 1 - Slide
In deze les krijg je:
een fimpje met uitleg over zwakke en sterke werkwoorden;
de theorie;
een aantal meerkeuze vragen om te controleren of je het begrepen hebt;
zelfstandig werken en oefenen
een aantal open vragen om te controleren of je het kunt toepassen.
Slide 2 - Slide
0
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
De drie regels van het schrijven van sterke werkwoorden
Slide 5 - Slide
Sterke Werkwoorden
Bij sterke werkwoorden ('onregelmatige werkwoorden') verandert de klinker in de verleden tijd
en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen - liep - gelopen, wijzen - wees - gewezen, helpen - hielp - geholpen.
Slide 6 - Slide
oefenen
Maak de volgende quizvragen op de volgende dia's
Slide 7 - Slide
Wat is de verleden tijd van 'Zij verkopen'?
A
Zij verkoopten.
B
Zij verkochten.
Slide 8 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'de kinderen helpen elkaar'
A
De kinderen helpen elkaar.
B
De kinderen hielpen elkaar.
Slide 9 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Het is slecht weer'?
A
Het was slecht weer.
B
Het had slecht weer.
Slide 10 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'de trein vertrekt om 12 uur.'
A
De trein vertrok om 12 uur.
B
de trein vertrekte om 12 uur.
Slide 11 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Er zijn veel opdrachten'?
A
Er waren veel opdrachten.
B
Er was veel opdrachen.
Slide 12 - Quiz
Wat is de verleden tijd van "De hond schrikt van de kat".
A
De hond schrikte van de kat.
B
De hond schrok van de kat.
Slide 13 - Quiz
Wat is de verleden tijd voor 'Ze liggen.'?
A
Ze ligden.
B
Ze lagen.
Slide 14 - Quiz
Zelfstandig werken
Je gaat nu naar Magister. Daar ga van Nederlands hoofdstuk 6, spelling "over de verledentijd van sterke werkwoorden", de opdrachten 5 tm 8 maken. Daarna ga je de open vragen maken op de volgende dia's