This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
P1 NL LEZ2
De opbouw van een tekst
Slide 1 - Slide
Waar ging de vorige les over?
Slide 2 - Mind map
Stukje herhaling
Het onderwerp van een tekst vind je door jezelf de vraag te stellen: Waar gaat deze tekst over?
Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk (één of een paar woorden maar nooit een hele zin!) op.
Slide 3 - Slide
Stukje herhaling
De hoofdgedachte van een tekst vind je door jezelf de vraag te stellen: Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
De hoofdgedachte is juist wel een hele zin.
Je vindt je de hoofdgedachte vaak in de eerste of laatste alinea.
Het is bij tekstverklaren belangrijk dat je de antwoorden uit de tekst haalt en dus niet zelf verzint.
Slide 4 - Slide
Stukje herhaling
Tekstdoelen
Informeren: De schrijver geeft de lezer vooral informatie.
Overtuigen: De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening juist is. Hierbij gebruikt hij argumenten.
Instrueren: De schrijver legt de lezer uit hoe iets moet.
Amuseren: De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of bijzonders te vertellen.
Slide 5 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Rally Raid
B
Dakar-motorteam
C
Dakar is een jongensdroom
D
achter de schermen bij Dakar-motorteam
Slide 6 - Quiz
De eerste alinea van een tekst is altijd ..
A
een inleiding van de tekst
B
een conclusie waar de tekst over gaat
C
een samenvatting waar de tekst over gaat
D
een anekdote over de tekst
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Welke stelling over deelonderwerpen klopt NIET?
A
Ze belichten verschillende kanten van het onderwerp
B
Ze zijn een onderdeel van de tekst.
C
Iedere alinea behandelt een deelonderwerp
D
Ze worden altijd aangegeven met een tussenkopje.
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Lees de volgende tekst
De opdracht
Wat is het onderwerp van de tekst?
Hoeveel deelonderwerpen staan in de tekst?
Wat is het tekstdoel?
Wat is de tekstsoort?
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Uit hoeveel alinea's bestaat het middenstuk?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quiz
De inleiding mag niet meer dan één alinea lang zijn
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
In het slot van een alinea mag een schrijver geen nieuw argument/feit inbrengen.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten staan allerlei tekstverbanden. Dat kunnen alineaverbanden zijn of verbanden tussen zinnen of verbanden in één zin.
Of toch maar even een uitlegfilmpje...
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Oefenen
Ga verder met je oefeningen in de digitale werkomgeving van NU Nederlands.