18 november deel 2


A
been
B
deen
C
voet
D
peen
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


A
been
B
deen
C
voet
D
peen

Slide 1 - Quiz


A
des
B
ben
C
bes
D
bees

Slide 2 - Quiz


A
boek
B
doek
C
doe
D
dook

Slide 3 - Quiz


A
bijt
B
dij
C
bij
D
beet

Slide 4 - Quiz


A
zijn
B
zin
C
zoem
D
zoen

Slide 5 - Quiz


A
doos
B
boot
C
boos
D
boon

Slide 6 - Quiz


A
boos
B
baas
C
doos
D
boon

Slide 7 - Quiz

Je ........(worden, t.t.) helemaal gek van al die domme vragen.
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden

Slide 8 - Quiz

Ik ...........
(schitteren, t.t.) in de volgende wedstrijd.
A
schittert
B
schitteren
C
schitter
D
schiter

Slide 9 - Quiz

Die Russische dansers en danseressen ...........
(schitteren, t.t.) als nooit te voren in dat ballet.
A
Schitteren
B
Schitterten
C
Schitterden

Slide 10 - Quiz

Dirk ........(krabbelen, t.t.) vlug een paar antwoorden neer om snel weer te kunnen gaan spelen.

A
krabbeld
B
krabbel
C
krabbelen
D
krabbelt

Slide 11 - Quiz

Mijn vader ....... (schakelen, t.t.) moeiteloos tussen talen, tijdens een gesprek.
A
schakelt
B
schakelen
C
schakeld
D
schakel

Slide 12 - Quiz

Hij ..........(volhouden, t.t.) nog steeds ......dat hij het niet heeft gedaan.
A
hout vol
B
houden vol
C
volhouden
D
houdt vol

Slide 13 - Quiz

Nadja ........(worden, t.t.) naar haar stoel geleid.
A
word
B
wort
C
wordt
D
werd

Slide 14 - Quiz

........(verdwijnen, t.t.) je in een grote wolk rook.
A
verdween
B
verdwijnt
C
verdwijnde
D
verdwijn

Slide 15 - Quiz

Alfons .........(informeren, t.t.) altijd naar de prijzen van de vliegtickets.
A
informeerd
B
informeerde
C
informeren
D
informeert

Slide 16 - Quiz

Martijn .......(presenteren, t.t.) zich als een echte kanjer.
A
presenteert
B
presenteerde
C
presenteerdt
D
presenteerd

Slide 17 - Quiz

De docent ........(verhalen, t.t.) alle kosten op de school.
A
verhaalde
B
verhaald
C
verhaalt
D
verhaaldt

Slide 18 - Quiz

Deze fabriek ........ (produceren, t.t.) plastic flessen.
A
produceert
B
produceerdt
C
produceerd
D
produceerde

Slide 19 - Quiz

Mijn moeder ........ (beweren, t.t.) dat ze de lekkerste taarten bakt.
A
beweert
B
beweerd
C
beweerdt
D
beweerde

Slide 20 - Quiz

De uitgever ...............(drukken, t.t.) de krant op het laatste moment.
A
drukdt
B
drukte
C
drukt
D
drukd

Slide 21 - Quiz

De vrachtwagen ........(versperren, t.t.) al urenlang de snelweg.

A
versperd
B
versperde
C
verperdt
D
verspert

Slide 22 - Quiz

Boris ........(schudden, t.t.) zijn hoofd en heeft geen flauw idee.
A
schud
B
schudt
C
schut
D
schudde

Slide 23 - Quiz

Het is een sterke pony, hij .......(redden, t.t.) het wel.
A
red
B
redt
C
ret
D
redde

Slide 24 - Quiz

De voetballer .......(bekennen, t.t.) dat hij expres gebeten heeft.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent
D
bekende

Slide 25 - Quiz

(redden, t.t.) ........jij
je hier wel even alleen?
A
red
B
ret
C
redde
D
redt

Slide 26 - Quiz