De regels voor de tegenwoordige tijd
Persoonsvorm enkelvoud
ik, ...............jij? werk, fiets, gooi, luister
Let op de ........jij? Dan gebruik je de ik-vorm!
jij, je, u, hij, zij, het werkt, fietst, gooit, luistert
Persoonsvorm meervoud
wij, we, jullie, ze, zij werken, fietsen, gooien, luisteren