This lesson contains 20 slides, with text slides.
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het
enkelvoud en in het meervoud staan
enkelvoud = één stoel en één bank
meervoud = twee stoelen en twee banken
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank
klas + s + en = klassen
bak + k + en = bakken
bed + d + en = bedden
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank
schaar - a + en = scharen
been - e + en = benen
sloot - o + en = sloten
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v
- lange klant voor de f
-tweetekenklank: zoals: ie, oe, ui
raaf + f/v + en = raven
neef + f/v + en = neven
brief + f/v + en = brieven
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z
- lange klant voor de s
baas + s/z + en = bazen
huis + s/z + en = huizen
laars + s/z + en = laarzen
Bij woorden die eindigen op -ee met -ën
fee = feeën
slee= sleeën
idee = ideeën
Woorden die eindigen op -ie maak je langer met -ën of met -"n (klemtoon aan het einde van het woord: ën)
knie = knieën
categorie = categorieën
tralie = traliën
bacterie = bacteriën
porie = poriën
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -s
zomer - zomers
file - files
vakantie - vakanties
station - stations
Geen probleem bij uitspraak