Taal thema 4 les 7

Welke twee woorden staan er altijd in een lijdende zin?
1 / 11
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Welke twee woorden staan er altijd in een lijdende zin?

Slide 1 - Open question

Inna controleert het hoofdstel
A
bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 2 - Quiz

Haar naam wordt omgeroepen door de jury
A
bedrijvende zin
B
Lijdende zin

Slide 3 - Quiz

Inna en haar paard worden door de jury in de ring verwacht
A
bedrijvende zin
B
lijdende zin

Slide 4 - Quiz

Ze groeten de jury
A
bedrijvende zin
B
lijdende zin

Slide 5 - Quiz

Inna voelt een rilling van haar paard.
A
bedrijvende zin
B
lijdende zin

Slide 6 - Quiz

De oefening wordt door Inna met twee foutjes afgelegd.
A
bedrijvende zin
B
lijdende zin

Slide 7 - Quiz

Van een bedrijvende zin een lijdende zin maken. 
  • zoek het lijdend voorwerp. Deze moet in de lijdende zin vooraan. 
  • zoek het onderwerp. Dit komt achter het woord door te staan. 
  • maak van de persoonsvorm een voltooid deelwoord. 

Slide 8 - Slide

Ibrahims moeder maakt een stevig ontbijt.

Slide 9 - Open question

De beslissende voorzet wordt gegeven door de spits.

Slide 10 - Open question

De vedette deelt handtekeningen uit.

Slide 11 - Open question