H4 - Literatuur leerwerkboek // Isabelle 3&4

Isabelle // Tessa de Loo
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Isabelle // Tessa de Loo

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Lezen 3 & 4

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Je kent de theorie van verhaalanalyse
Je kent de dikgedrukte termen
Je kunt de theorie toepassen op korte tekstjes
Je bent in staat de verhaallijn in het boek te herkennen en na te vertellen
Je bent in staat de betekenislaag in het boek te kennen

Slide 4 - Slide

Lezen
H3 en 4

Slide 5 - Slide

Fictie
Non-fictie
faction?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Praten over literatuur
  • fictie // non-fictie
  • open plek
  • spanning
  • cliffhanger
  • spanningsboog

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

personages
Hoofd- en bijfiguren zijn personages in een roman of verhaal. We maken onderscheid tussen karakters (round characters) en types (flat characters). Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten. Een karakter maakt een ontwikkeling door. Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven.
Stel vast wie/wat de belangrijkste hoofdperso(o)n(en) en bijperso(o)n(en) (helper en/of tegenstander) zijn. Wat zijn hun onderlinge relaties? Beschrijf zowel het uiterlijk als innerlijk.
De hoofdpersoon wordt ook wel 'held' genoemd, als de hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie, maar in een slachtofferrol zit, spreek je van een antiheld.
Als de naam van een verhaalfiguur een extra betekenis heeft spreek je van een speaking name.
Identificatie (je kunnen inleven in de hoofdfiguur) is erg belangrijk voor de spanning in een verhaal.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Is de hoofdpersoon een type of een karakter?
A
type
B
karakter

Slide 14 - Quiz

Is de hoofdpersoon een antiheld?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

regel 9 'te zullen zwijgen over mijn daad'
Wat vermoed jij?
A
Hij heeft een glas wijn genomen
B
Hij heeft zijn vrouw vermoord
C
Hij is naar een concert geweest
D
Hij is vreemd gegaan

Slide 16 - Quiz

Noem een speaking name uit Karel en de Elegast.

Slide 17 - Open question

leerwerkboek
2.2
2.3

Slide 18 - Slide

Isabel
Lezen tot en met blz 105 (volgende week)
Per hoofdstuk:
personages/perspectief/ruimte/verhaallijn
maak aantekeningen!

Slide 19 - Slide

Deze week (week 11)
Uitlezen Isabelle
Belangrijkste punten per hoofdstuk in een overzicht zetten
nakijken opdracht 2.2 en 2.3
Maken 2.4, 2.5, 2.6

Slide 20 - Slide

Antwoorden
2.2 in studiewijzer
2.3 bespreken

Slide 21 - Slide

Inhoud van de les
- Terugblikken
- Fictie: ruimte
- Verhaal lezen
-Opdracht maken

Slide 22 - Slide

Welke twee soorten fictie ken je nog?

Slide 23 - Open question


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 24 - Quiz


A
fictie
B
non-fictie

Slide 25 - Quiz


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 26 - Quiz


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 27 - Quiz

Hoofdpersonen en bijpersonen
Hoofdpersonen in een verhaal leren we beter kennen.
Van bijpersonen komen we niet zoveel te weten. 

Slide 28 - Slide

Wat kom je in een verhaal te weten over hoofdpersonen?
A
Hoe hij/zij eruit ziet.
B
Waar hij/zij woont.
C
Wat hij/zij zegt.
D
Wat hij/zij denkt.

Slide 29 - Quiz

Nieuwe leerstof: Ruimte

Slide 30 - Slide

Ruimte
De ruimte gaat over de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt. Ieder verhaal speelt zich af op een bepaalde plaats of in een bepaald vertrek.
Soms vertelt de schrijver helemaal niets over die plaats. Dan heet de ruimte onbepaald.
Maar in de meeste gevallen geeft de schrijver wel informatie over de plaats, soms weinig, soms juist heel veel.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Ruimte
Het weer wordt ook gezien als onderdeel van de ruimte. Met het weer kan je als schrijver extra sfeer geven aan een verhaal. Denk maar aan een horrorverhaal, waar het onweert in de nacht.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Wat zie je in deze ruimte?

Slide 36 - Open question

Welke dingen kun je bedenken die je niet ziet?

Slide 37 - Open question

Per hoofdstuk van Isabelle
  1. wat gebeurt er in verhaallijn en spanning?
  2. welke personages doen mee en wat weten we over hen?
  3. via wie maken we het verhaal mee (perspectief)?
  4. hoe speelt de auteur met de tijd (chronologie, maar ook technieken)?
  5. wat weten we over de ruimte? 
  6. beschrijf het einde: is het open of gesloten?

Slide 38 - Slide