Quiz Nieuwe samenlevingen (1.1)

Quiz Nieuwe Samenlevingen (1.1)
Leidende vraag 1.
Op welk manier ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585- 1833)
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quiz Nieuwe Samenlevingen (1.1)
Leidende vraag 1.
Op welk manier ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585- 1833)

Slide 1 - Slide

De Engelsen hadden motieven om Noord- Amerika te koloniseren.
Welke reden hadden ze niet?
A
Geld verdienen
B
Nieuwe route naar Azië
C
Uitvalsbasis
D
Indianen bekeren

Slide 2 - Quiz

Wat was de eerste Britse kolonie in Noord- Amerika?
A
Carolina
B
Virginia
C
New York
D
Pennsylvania

Slide 3 - Quiz

Waarom 1585 als startjaar voor HC Het Britse Rijk?
A
De Britten plantten toen hun vlag op Amerikaanse bodem
B
De Britten eisten Noord- Amerika op
C
Britten stichtten een kolonie in New England
D
Britten stichtten een kolonie op Roanoke Island

Slide 4 - Quiz

De Engelsen maakten in Virginia een begin met een plantage- economie. Welk product werd verbouwd in Virginia?
A
Tabak
B
Suikerriet
C
Katoen
D
Cacao

Slide 5 - Quiz

Sommige Amerikaanse historici spreken over een genocide op de Indianen door de kolonisten.
Waarom vinden ze het een genocide?
A
De Britten hadden ziektes waaraan de Indianen overleden.
B
De Britten sloopten de heilige plekken van de Indianen.
C
De Britten roeiden alle dieren uit die de Indianen aten.
D
De Britten voerden veroveringsoorlogen tegen de Indianen.

Slide 6 - Quiz

In welk jaar vestigden de Pelgrim Fathers zich in Amerika?
A
1585
B
1620
C
1689
D
1776

Slide 7 - Quiz

Waarom waren de Pilgrim Fathers naar Amerika gekomen?
A
Avontuur
B
Geloof
C
Nieuwe producten
D
Handel

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het feest dat de Amerikanen vieren om de Indianen te bedanken voor het feit dat de Pilgrim Fathers de eerste winter doorkwamen?
A
Thanksgiving Day
B
Independence Day
C
Labour Day
D
Veterans Day

Slide 9 - Quiz

Welke reden hadden jonge Engelsen nog meer om naar Amerika te komen?
A
Avontuur
B
Bevolkingsgroei in Engeland
C
Honger in Engeland
D
Nieuw land mee opbouwen

Slide 10 - Quiz

Waarom konden de Indianen niet winnen van de Engelsen?
A
Ze waren onderling te verdeeld.
B
Ze hadden geen wapens om tegen de Engelsen te vechten.
C
Ze sloegen op de vlucht voor de Engelsen.
D
Ze dachten dat de Engelsen in vrede kwamen.

Slide 11 - Quiz

Wat is een andere reden voor de decimering van de Indianen?
A
Klimaatverandering
B
Mislukte oogsten
C
Hongersnood
D
Ziektes

Slide 12 - Quiz

Waarom kwamen zwarte slaven niet in aanmerking voor eigen land?
A
Ze waren slaaf
B
Ze waren te duur om gratis land te geven
C
Ze waren een winstgevende investering
D
Het waren goed opgeleide mensen, dus zonde om land te geven.

Slide 13 - Quiz

Wat is een plantage- economie?
A
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van plantages.
B
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van koloniën.
C
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van slaven.
D
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van landbouw.

Slide 14 - Quiz

Wat zijn vestigingskoloniën?
A
Een gebied waar kolonisten wonen om snel winst te maken.
B
Een gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen.
C
Een gebied waar kolonisten wonen om vervolgens weer snel te verhuizen.
D
Een gebied waar kolonisten wonen die snel weer naar het moederland gaan.

Slide 15 - Quiz

Waarom waren de vestigingskoloniën welvarend?
A
Door de opbrengsten van de plantages.
B
Door de nadruk op handel en nijverheid.
C
Doordat er veel mensen zich gingen vestigen.
D
Doordat er veel mensen woonden met kennis.

Slide 16 - Quiz

Waarom kenden de noordelijke staten weinig slavernij?
A
Omdat er geen plantages waren.
B
Noordelijke staten hadden geschoolde arbeiders nodig.
C
Omdat ze tegen de slavernij waren.
D
Omdat ze geen landbouw hadden.

Slide 17 - Quiz

Welk gewas werd er verbouwd op de Caraïben
A
Koffie
B
Suiker
C
Cacao
D
Katoen

Slide 18 - Quiz

Waarom kozen de Engelsen voor de Caraïben als plantagekolonie?
A
Er waren daar al veel slaven aanwezig.
B
Klimaat en bodem waren ideaal.
C
Makkelijke plek om veel slaven aan te voeren.
D
Het lag gunstig ten opzichte van Groot- Brittannië

Slide 19 - Quiz

De Caraïben waren:
A
Vestigingskoloniën
B
Plantagekoloniën

Slide 20 - Quiz

De winsten op de Caraïben waren nog hoger dan in Amerika. Waarom?
A
Door de aanwezigheid van slaven
B
Door de goede grond
C
Door dat het plantagekoloniën waren
D
Door een combinatie van deze oorzaken.

Slide 21 - Quiz

Hoe heet de handel die producten naar Afrika brachten daar slaven ophaalden en landbouwproducten weer naar Europa vervoerden?
A
Transatlantische handel
B
Driehoekshandel
C
Slavenhandel
D
Internationale handel

Slide 22 - Quiz

Hoe heet het Britse bedrijf dat werd opgericht voor deze driehoekshandel?
A
RAC
B
VOC
C
WIC
D
FA

Slide 23 - Quiz

De Britten en de Amerikanen hadden wederzijds belang bij de handel tussen moederland en kolonie. Waarom?
A
Ze verkregen een betere kwaliteit producten dan andere landen.
B
Hadden voorrang bij het leveren van producten.
C
Ze betaalden minder belastingen.
D
De handel van en naar het moederland was zeker.

Slide 24 - Quiz

Waardoor veranderde de goede verhoudingen tussen Groot- Brittannië en Amerika?
A
De Amerikanen mochten niet meer vrij handelen met Groot- Brittannië.
B
De Amerikanen mochten geen Verlichte ideeën hebben.
C
De Amerikanen moesten extra belastingen betalen voor Engelse oorlogen.
D
De Amerikanen moesten troepen leveren voor het Engelse leger.

Slide 25 - Quiz

Hoe heette de extra belastingen die de Britten gingen heffen in de Amerikaanse koloniën?
A
Stamp Act
B
Glass Act
C
Paper Act
D
Paint Act

Slide 26 - Quiz

Waar gingen de opbrengsten van deze extra belastingen naar toe?
A
Naar extra militairen
B
Naar de Britse koning
C
Naar de Britse schatkist
D
Naar een nieuwe oorlog tegen de Fransen

Slide 27 - Quiz

Verlichte denkers zagen volkssoevereiniteit als alternatief voor absolute vorsten.
Maar wat betekent volkssoevereiniteit?
A
Een kleine groep mensen heeft de macht namens het volk .
B
Het volk heeft alle macht.
C
Het volk heeft de hoogste macht en bepaalt wie de bestuurders zijn.
D
Het volk wijst één leider aan dat namens hen gaat besturen.

Slide 28 - Quiz

Montesquieu bedacht een nieuw politiek systeem. Hoe heet dit systeem?
A
Volkssoevereiniteit
B
Natuurlijke rechten
C
Trias Politica
D
Checks and Balances

Slide 29 - Quiz

Wat had dit politieke systeem van Montesquieu tot doel?
A
Eén persoon verkreeg alle macht.
B
Zorgen dat de natuurrechten werden ingevoerd en nageleefd.
C
Verkleinen van machtsmisbruik door controle van verschillende groepen.
D
Vergroten van machtsmisbruik door controle van verschillende groepen.

Slide 30 - Quiz

Wat was de strijdkreet van de kolonisten, bij de voorzichtige opstand tegen het moederland.
A
No taxation
B
No taxation without representation
C
Gods own country
D
Thank God I'm free, free at last

Slide 31 - Quiz

Op welke datum verklaarden de kolonisten zich onafhankelijk van Groot- Brittannië?
A
4-7-1773
B
4-7-1775
C
4-7-1776
D
4-7-1780

Slide 32 - Quiz

Hoeveel koloniën verklaarden zich onafhankelijk van Groot- Brittannië?
A
11
B
12
C
13
D
15

Slide 33 - Quiz

Vanaf welk jaar lieten de Amerikanen zich vertegenwoordigen door een president en een gekozen congres?
A
1773
B
1776
C
1789
D
1791

Slide 34 - Quiz

Uit welke 2 onderdelen bestaat de Amerikaanse volksvertegenwoordiging?
A
Congres en Senaat
B
Congres en Huis van Afgevaardigden
C
President en Huis van Afgevaardigden
D
Huis van Afgevaardigden en Senaat

Slide 35 - Quiz

Hoe is de verdeling van de macht geregeld in de Verenigde Staten?
A
Door de grondwet
B
Door de president
C
Door het congres
D
Door de rechters

Slide 36 - Quiz

De Verenigde Staten van Amerika zijn een:
A
Dictatuur
B
Monarchie
C
Statenbond
D
Federale statenbond

Slide 37 - Quiz

De eerste president van de Verenigde Staten was?
A
George Washington
B
Abraham Lincoln
C
Franklin D. Roosevelt
D
Thomas Jefferson

Slide 38 - Quiz

Wat zijn natuurrechten?
A
Rechten die over de hele wereld hetzelfde zijn.
B
Rechten die altijd en overal, voor burgers van een land zouden moeten gelden.
C
Rechten die altijd en overal, voor iedereen zouden moeten gelden.
D
Rechten dat er in elk land natuur aanwezig zou moeten zijn.

Slide 39 - Quiz

Hoe heet de strijd voor afschaffing van de slavernij?
A
Absolutisme
B
Abosolutisme
C
Abolitionisme
D
Abolitionieën

Slide 40 - Quiz

In welk jaar verbood het Britse Rijk de handel in slaven?
A
1807
B
1833
C
1863
D
1865

Slide 41 - Quiz

In welk jaar werd in het Britse Rijk de slavernij afgeschaft?
A
1807
B
1833
C
1863
D
1865

Slide 42 - Quiz

In Amerika werd de slavernij nog niet afgeschaft, eerst was daarover een burgeroorlog van het noorden tegen het zuiden.
Wanneer was deze burgeroorlog
A
1807-1812
B
1833-1838
C
1861-1865
D
1865-1869

Slide 43 - Quiz

Waarom waren de zuidelijke staten tegen afschaffing van de slavernij?
A
Ze vonden dat slaven geen mensen waren
B
Ze waren tegen natuurrechten voor slaven.
C
De plantages zouden failliet gaan.
D
De slaveneigenaren waren bang voor een slavenoorlog.

Slide 44 - Quiz

Afschaffing slavernij VS
Kolonisatie Roanoke Island
Aankomst Pilgrim Fathers
Boston Teaparty
Onafhankelijkheid VS
Afschaffing slavernij GB
Afschaffing van de handel in slaven in het Britse Rijk
VS krijgt een president en een congres
1585
1620
1773
1776
1789
1807
1833
1865

Slide 45 - Drag question