Engels travelling around gr 8

Engels travelling around
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Engels travelling around

Slide 1 - Slide

Wat betekent: security check?

Slide 2 - Open question

Wat betekent: northern?

Slide 3 - Open question

Wat betekent: to go abroad?

Slide 4 - Open question

Wat betekent: destination?

Slide 5 - Open question

Welk woord hoort er niet bij?
A
airport
B
customs
C
departure
D
truck

Slide 6 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
northern
B
eastern
C
distance
D
southern

Slide 7 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
delay
B
cab
C
lorry
D
coach

Slide 8 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
underground
B
airport
C
gate
D
flight attendant

Slide 9 - Quiz

Hoe vraag je in het Engels vanaf welke gate en hoe laat je vlucht naar Dublin vertrekt?

Slide 10 - Open question

Zeg in het Engels: Ik reis graag met de trein

Slide 11 - Open question

Schrijf in het Engels: bagage

Slide 12 - Open question

Schrijf in het Engels: vertraging

Slide 13 - Open question

Schrijf in het Engels: aankomst

Slide 14 - Open question

Schrijf in het Engels: opstijgen

Slide 15 - Open question

Schrijf in het Engels: vervoer

Slide 16 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord "to be" in:

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord "to be" in: I ....... a late for my train to Amsterdam

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord "to be" in: Where ......... your brother going?

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord "to be" in: My parents ...................... going to Belgium.

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord "to be" in: She ......... is going to Berlin.

Slide 21 - Open question

Beatwoord deze vraag in het Engels. I would like to go to Paris. How do I get there?

Slide 22 - Open question