H5 - herhaling massacultuur & cultuur van de kerk

Herhaling Cultuur van de Kerk en Massacultuur
Hoe pakken we het aan?
1. Pak pen en papier. Noteer het aantal goede en foute antwoorden

2. Na elke paar vragen volgt een actie (bijvoorbeeld lees hoofdstuk x) noteer dit voor jezelf

3. Open de leerdoelenlijsten op de studiewijzer en werk zelfstandig verder uit
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling Cultuur van de Kerk en Massacultuur
Hoe pakken we het aan?
1. Pak pen en papier. Noteer het aantal goede en foute antwoorden

2. Na elke paar vragen volgt een actie (bijvoorbeeld lees hoofdstuk x) noteer dit voor jezelf

3. Open de leerdoelenlijsten op de studiewijzer en werk zelfstandig verder uit

Slide 1 - Slide

Cultuur van de Kerk
HERHALING

Slide 2 - Slide

Cultuur van de Kerk gaat over de periode
A
1000 tot 1400
B
Geboorte van Christus tot 1000
C
De 17e eeuw

Slide 3 - Quiz

Wie was de voornaamste opdrachtgever voor kunst in de Cultuur van de Kerk
A
Rijke mensen
B
De kerk
C
God
D
Kunsthandelaren

Slide 4 - Quiz

Het doel van kunst in deze tijd is
A
Mensen bekeren
B
Het geloof begrijpelijk maken
C
God eren

Slide 5 - Quiz

Deze vragen (deels) fout? 
Dan moet je werken aan de basis. 
- Lees hoofdstuk 2 uit je boek
- Bekijk de instructievideo's bij online leermiddelen (historische context H2 en kunsthistorische context H2) 
- Bekijk de PowerPoint van les #1 (inleiding)


(dit waren 3 vragen)

Slide 6 - Slide

Kenmerken van Romaanse architectuur
A
Groot, skeletbouw, veel ramen, goddelijk licht
B
Klein, compact en knus
C
Groot, sober, kleine ramen en dikke muren
D
Hoog, decoratief, Latijns kruis en weinig ramen

Slide 7 - Quiz

Wat zien we hier? Een voor welke tijd is het een kenmerk?
A
Een tongewel: Romaans
B
Een rondboog: Gotisch
C
Een kruisribgewelf: Gotisch
D
Een kruisribgewelf: Romaans

Slide 8 - Quiz


Wat wordt hier afgebeeld?
A
Het laatste oordeel
B
De annunciatie
C
Het huwelijk van Maria
D
Geboorte van Jezus

Slide 9 - Quiz

Wat wordt hier afgebeeld?
A
Het laatste oordeel
B
De annunciatie
C
Het laatste avondmaal
D
Opstanding van Jezus

Slide 10 - Quiz

Deze kunstwerken zijn Romaans (vroege ME) en Gotisch (late ME)

VORMGEVING van deze kunstwerken verschilt. Wat klopt NIET?
A
Het Gotische werk is realistischer door meer details
B
Het Gotische werk is realistischer door dieptewerking
C
Het Gotische werk heeft dikke contouren, het Romaanse werk niet

Slide 11 - Quiz

Deze vragen (deels) fout?
Bekijk dan de PowerPoint van:
- les #2 (klooster)
- les #4 (architectuur) 
- les #5 (beeldende kunst) 
- maak de werkboekopgaven die daarbij horen (zie leerdoelenijst)
(dit waren 5 vragen)

Slide 12 - Slide

Wat is een liturgisch drama?
A
Bijbelverhaal uitgevoerd in de kerk
B
Bijbelverhaal uitgevoerd op straat

Slide 13 - Quiz

Wat is het "Mysteriespel"?
A
Straattheater over zondaars en wonderen
B
Straattheater over het bijbelverhaal

Slide 14 - Quiz

Welk bezwaar had de kerk NIET tegen toneelspel?
A
Toneelspel werd gezien als een vorm van liegen, (terrein van de duivel)
B
Toneelspel werd geassocieerd met losbandigheid/lust (terrein van de duivel)
C
Toneel leidt af van het woord. (het woord van God moet centraal staan).
D
In toneelspel werden Bijbelse verhalen verkeerd opgevoerd

Slide 15 - Quiz

Wat waren neumen in de context van
middeleeuwse muziek notatie?
A
Geavanceerde muzikale instrumenten
B
Korte gezongen gebeden
C
Rituele dansen tijdens kerkdiensten
D
Grafische symbolen voor het aanduiden van melodieën

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van Gregoriaanse muziek?
A
Zonder begeleiding, alleen zang
B
Meerstemmigheid
C
Een niet-maat-gebonden ritme

Slide 17 - Quiz

Waarom bestond in de middeleeuwen een angst voor dans?
A
Dansen werd geassocieerd met het verliezen van verstand (bezeten door de duivel)
B
Dansen werd geassocieerd met losbandigheid en lust (terrein van de duivel)
C
Dansen zou men vrolijk kunnen maken terwijl het leven in de middeleeuwen moest draaien om boete doening

Slide 18 - Quiz

Deze vragen (deels) fout?
Bekijk dan de PowerPoints:
- Les #3 muziek
- Les #6 liturgisch drama
- Les #7 Dans
- Les #8 Straattheater en wereldlijke muziek

(dit waren 6 vragen)

Slide 19 - Slide

De Massacultuur
Herhaling

Slide 20 - Slide

De massacultuur is
A
van 1850 to nu
B
van 1900 tot 1950
C
van 1900 tot nu
D
van 1950 tot nu

Slide 21 - Quiz

Na de 2
Na de 2de wereldoorlog staat West Europa erg open voor de  consumptiemaatschappij uit Amerika en krijgt deze veel invloed. Hoe komt dat?
A
In Amerika is alles veel groter en mooier dan in Europa.
B
De Amerikanen hebben (onder andere) een einde gemaakt aan de 2e wereldoorlog.
C
Amerika heeft financieel bijgedragen aan de wederopbouw van Europa.
D
Amerika heeft van oorsprong een rijkere cultuur

Slide 22 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van Massacultuur?
A
Welvaart, dagelijks leven, vernieuwing, onbegrensde mogelijkheden, oppervlakkigheid
B
Welvaart, goede handel, pracht en praal, adel.
C
inhoud boven vorm, hoe hogere sociale klasse hoe succesvoller, populaire massamedia
D
men zocht antwoorden over de aard van de kunst van het leven, verzet tegen traditionele opvattingen.

Slide 23 - Quiz

Wat was geen invloed op de opkomst van de subculturen in de jongerencultuur?
A
Het was niet langer vanzelfsprekend dat je naar je ouders luisterde
B
Er was meer tijd voor uitgaan, dansen en nieuwe muziek.
C
Er was meer muziek uit Engeland en Amerika te horen
D
Ze waren bang voor een nieuwe nucleaire oorlog.

Slide 24 - Quiz

Welke elementen horen bij massacultuur?

Slide 25 - Drag question

Wat is (wat betreft voorstelling) de inspiratie voor pop art?
A
Felle kleuren, uitvergrotingen en herhalingen
B
Manier van schilderen
C
De moderne consumptie maatschappij en amusementsindustrie
D
Het gewone ongewoon maken

Slide 26 - Quiz

Heb je deze vragen (deels) fout?
- Bekijk bij online leermiddelen de uitlegvideo's: historische context hoofdstuk 9 en kunsthistorische context hoofdstuk 9
- Lees de inleiding van hoofdstuk 9 en van 9.1 in je boek
- Bekijk de PowerPoints van Les #1,2,3 en 4 (decennia en popart)

(dit waren 6 vragen)

Slide 27 - Slide

Welke uitspraak over de protestcultuur klopt?
A
De protestcultuur van de jaren '70 komt rond 2010 weer terug: artiesten zijn steeds meer geëngageerd
B
De protestcultuur van de jaren '70 eindigt in de jaren '90. Daarna gaat het economisch en politiek zo goed dat er geen protest nodig is
C
De protestcultuur begint in de jaren '90 en komt rond 2010 weer terug. Kunstenaars voelen zich onderdrukt

Slide 28 - Quiz

Deze installatie van Ai Weiwei hoort bij de Massacultuur omdat:
A
Hij gebruikt maakt van dagelijkse gebruiksvoorwerpen
B
Hij een maatschappelijk betrokken activist is
C
Hij een massa krukjes gebruikt
D
Zijn kunstwerk makkelijk na te maken is

Slide 29 - Quiz

Kenmerken van de VORMGEVING van popmuziek zijn
A
4-kwarts-maat, herhaling, meerstemmigheid
B
3-kwarts-maat, herhaling, simpele melodielijnen
C
4-kwarts-maat, herhaling, simpele melodielijnen

Slide 30 - Quiz

De groots opgezette reclamecampagne voor de film Barbie is een voorbeeld van
A
Hedonisme in de vermaakindustrie
B
Commercialisering van de vermaaksindustrie
C
De digitalisering van de vermaaksindustrie
D
De globalisering van de vermaaksindustrie

Slide 31 - Quiz

Hedonisme
Consumptie-
maatschappij

Engagement
 
Politieke betrokkenheid

Levenshouding die genot ziet als het hoogste levensdoel 
D
Een maatschappij waarbij alles een winstoogmerk heeft en de consument continu wordt verleid tot kopen/consumeren

Slide 32 - Drag question

Deze vragen (deels) fout?
- Lees de inleiding van 9.2 en 9.3 uit je boek
- Bekijk de PowerPoints van Les #5,6,7 en 8
- Maak de focusvragen van 9.3 uit je werkboek


(dit waren 5 vragen)

Slide 33 - Slide