Alphen A2B1 Thema 1 taak 3 9 februari 2022



De woorden van Thema 1, taak 3
Kunt u een monteur sturen?

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson



De woorden van Thema 1, taak 3
Kunt u een monteur sturen?

Slide 1 - Slide

We hebben een ...................! Het dak ..................... op drie plaatsen
A
lekker, water
B
lekken, opgevangen
C
lekkage, lekt
D
lekken, centrale verwarming

Slide 2 - Quiz

We kunnen voor vrijdag een afspraak maken. Welk .................... komt jou het beste uit? De ochtend of de middag?
A
dagdeel
B
huisbaas
C
reparatie
D
weghalen

Slide 3 - Quiz

Je kunt de ..................... uit zetten, als het te warm wordt in de kamer
A
radiustoren
B
radioreen
C
radiatooren
D
radiatoren

Slide 4 - Quiz

Door de storm ging het dak kapot. De ..................... kostte € 1150,00
A
kou
B
huisbaas
C
reparatie
D
emmer

Slide 5 - Quiz

Mijn dochter repareert haar eigen afvoer. Ze is heel .....................
A
nood
B
handig
C
vandaar
D
doorgeven

Slide 6 - Quiz

De postbode .................. niet ................... Hij legt het pakje voor de deur.
A
aanbelt, deur
B
aan, bellen
C
komt, aanbelt
D
belt, aan

Slide 7 - Quiz

Het is erg koud in jouw huis. Je hebt een nieuwe ........................ nodig.
A
klemmen
B
ketel
C
opvangen
D
ruiten

Slide 8 - Quiz

Door de aardbeving zitten er scheuren in het ......................
A
reparatie
B
plafond
C
opvangen
D
woningbouwvereniging

Slide 9 - Quiz

Maak jij een .................... van die belangrijke papieren?
A
vandaan
B
radiator
C
verzoek
D
kopie

Slide 10 - Quiz

Er zit een grote spin! Wie ................... hem .......................?
A
haalt, weg
B
weg, halen
C
haal, wegen
D
wegt, haalt

Slide 11 - Quiz

Het water ............................ over de rand van het bad.
A
stromt
B
stromen
C
stroomt
D
stroom

Slide 12 - Quiz




Dictee

Slide 13 - Slide

Schrijf op:

Slide 14 - Open question

Schrijf op:

Slide 15 - Open question

Schrijf op:

Slide 16 - Open question

Schrijf op:

Slide 17 - Open question

Schrijf op:

Slide 18 - Open question

Schrijf op:

Slide 19 - Open question

Schrijf op:

Slide 20 - Open question

Schrijf op:

Slide 21 - Open question




Wat is het werkwoord?
Wat is het onderwerp?

Slide 22 - Slide

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de bijzin?
Neem een taxi als je naar het ziekenhuis moet gaan.
A
Neem
B
Neem, gaan
C
moet, gaan
D
gaan

Slide 23 - Quiz

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de hoofdzin?
Omdat Peter erge hoofdpijn heeft, gaat hij vandaag niet tennissen.
A
heeft
B
gaat
C
hoofdpijn, heeft
D
gaat, tennissen

Slide 24 - Quiz

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de bijzin?
Deze buurt was niet veilig toen er geen politiebureau was.
A
was, veilig
B
toen, was
C
was
D
geen, was

Slide 25 - Quiz

Wat is het onderwerp in de bijzin?
Omdat de gemeente hier nieuwe huizen gaat bouwen, worden de bomen gekapt.
A
de gemeente
B
nieuwe huizen
C
bouwen
D
de bomen

Slide 26 - Quiz

Wat is het onderwerp in de hoofdzin?
Toen vader en dochter gingen voetballen, had moeder even tijd om te werken.
A
vader en dochter
B
voetballen
C
moeder
D
even tijd

Slide 27 - Quiz

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de hoofdzin?
Terwijl de regen met bakken naar beneden kwam, ging Conny de honden uitlaten.
A
bakken
B
ging, uitlaten
C
uitlaten
D
kwam

Slide 28 - Quiz




Maak een zin met ´aan het´ 

Slide 29 - Slide

De gasten maken muziek.

Slide 30 - Open question

Wij zitten te praten en drinken koffie.

Slide 31 - Open question

Terwijl de kinderen fietsen, zingen ze een liedje.

Slide 32 - Open question

De criminelen telden hun geld, nadat ze de bank hadden beroofd.

Slide 33 - Open question

De kerkgangers zongen, toen het orgel ging spelen.

Slide 34 - Open question