This lesson contains 27 slides, with text slides and 4 videos.
- Groot deel van de bevolking (80%) woont in een stad;
- Kenmerken stad: hoge bevolkingsdichtheid, veel voorzieningen dichte bebouwing vaak in de hoogte. Waarom? Gebrek aan ruimte
- Kenmerken platteland: lage bevolkingsdichtheid, laagbouw en beperkte voorzieningen.
- Op platteland veel landbouw en natuur, in de stad vooral parken.
Sinds de industriele revolutie is er sprake van een urbanisatie (trek naar de stad).
Waarom? Werk; mensen werkten voorheen in de landbouw, maar gingen nu werken in de industrie. Deze industrie vestigde zich in de stad.
Wat zijn hier de voordelen van?
De steden bleven groeien in omvang alsmede van inwoneraantal; hierdoor gingen de omringende dorpen van de stad aan de stad groeien; zo ontstonden er agglomeraties.
Agglomeraties en steden die bij elkaar liggen kunnen gebruik maken van dezelfde voorzieningen op één plek. Zo maken inwoners van de Parkstad Limburg gebruik van de voorzieningen van het ziekenhuis in Heerlen.
Er ontstaat hierdoor een gebied dat ruimtelijk gedeelte van elkaar gescheiden is, maar die wel gebruik maakt van voorzieningen in de centrale stad; zo'n gebied noemen we een stadsgewest. Parkstad Limburg is dus hier een voorbeeld van.
Als meerdere stadsgewesten aan elkaar groeien heet dit een stedelijk gebied. De Randstad, Zuid-Limburg, Twente, Brabant zijn de bekendste stedelijke gebieden.
Gebieden die groeien
Randstad:
Groningen, Nijmegen, Eindhoven en Zwolle (vaak universiteitssteden).
Gebieden die krimpen
Noord-Groningen
Oost-Groningen
Zeeuws-Vlaanderen
Zuid - Limburg
Oftewel de perifere gebieden in Nederland
In veel dorpen neemt de bevolking af omdat jongeren en hoogopgeleiden wegtrekken naar de steden. Vooral jongeren die ergens anders gaan studeren keren vaak niet meer terug; wat overblijft zijn ouderen. Gevolg: vergrijzing en afnemende bevolkingsaantallen (er is bijna geen natuurlijke groei).
Door een afnemende bevolking neemt ook het aantal voorzieningen af. Vooral voorzieningen gebruikt door jongeren halen hun drempelwaarde niet meer (scholen, bioscopen, OV). Ook bedrijven hebben moeite met het invullen van vacatures.
Minder huishouden --> minder woonruimte --> leegstand en dalende grondprijzen.
Behoefte aan ander soort (kleinschalige) behuizing.
Wat hebben krimpgebieden nodig?
- Voorzieningen voor ouderen;
- Woningen voor ouderen;
- Door suburbanisatie in de buurt van grote steden ook ruime duurdere woningen met tuin;
- Tegengaan verdwijnen van voorzieningen door BMV.
Wat hebben steden nodig?
- Groter aanbod van woningen voor alleenstaanden;
Dit door urbanisatie en toename aantal echtscheidingen en zelfstandig wonende jongeren.
Aan de ene kant wonen er in Nederlandse steden hoogopgeleiden met een hoger inkomen en aan de andere kant laagopgeleiden met een laag inkomen = duale woningmarkt.
Dit zorgt ook voor een duale arbeidsmarkt met aan de ene kant goed betaalde banen en aan de andere kant slecht betaalde banen.