T4 doel 3 en 4: afrondende les

Bienvenue!
à la classe de français



1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenue!
à la classe de français



Slide 1 - Slide

objectifs du cours
3 ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het maken van een afspraak in een restaurant vertalen en gebruiken (FN en NF) (GL7ABEFG, DI)


4a ik kan de ontkenning gebruiken (Learnbeat)

4b ik kan de werkwoorden kunnen en willen gebruiken in de présent, passé composé, imparfait en futur simple (GL7C)

4c ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in een zin (Learnbeat)
4d ik kan de imparfait en de passé composé in een zin gebruiken (=bonus, zie Learnbeat)
4e ik kan de conditionnel gebruiken om in het Frans beleefd dingen te kunnen vragen (GL7H)


Slide 2 - Slide

Test examenidioom 
'science et technique'


Prêt? 
Faites les exercices de la négation sur Classroom/ grammaire
Prêt?
Etudie et fais les notes et exercices sur 'le conditionnel' (Learnbeat doel 4e)

Slide 3 - Slide

La compétition entre les groupes
Gebruik je aantekeningen/ Learnbeat als hulpmiddelen

Slide 4 - Slide

le requin




le guépard

le porc-épic
la girafe
le manchot
Lucas
Lodewijk
Kian
Jens
(Ralph)
Benjamin
Dorien
Vera
Nico
(Lisa)
Mart
Thomas
Tijn
Thom

Daan
Julia
Ruben
Romy
(Anniek)
Thyrza
Marianne
Meike
Mirna

Nieuwe groepjes, zelfde afspraken ;-)

Slide 5 - Slide

Doel 3 (GL7ABEFG, DI)
3 ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het maken van een afspraak in een restaurant vertalen en gebruiken (FN en NF) (GL7ABEFG, DI)
Log in met de naam van jouw groepje (evt met nummer)
 Jouw winst telt voor jouw groepje

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Doel 4a (Learnbeat + kopietjes)
4a ik kan de ontkenning gebruiken
Eén iemand logt in namens jullie groepje
Let op: de vragen komen letterlijk uit de komende kennistoets!

Slide 8 - Slide

Opwarmertje:
niet = ...
A
ne
B
pas
C
ne ... pas
D
ne ... plus

Slide 9 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
Vous allez en France? (niet)
A
vous ne pas allez en France?
B
vous n'allez pas en France?
C
vous allez ne pas en France?
D
ne vous allez pas en France?

Slide 10 - Quiz

Maak de zin ontkennend
Les enfants jouent dans le parc. (niet meer)
A
Les enfants ne jouent pas encore dans le parc
B
Les enfants ne jouent plus dans le parc
C
Les enfants ne pas encore jouent dans le parc
D
les enfants ne plus jouent dans le parc

Slide 11 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
Tu as regardé la télé pendant les vacances ?(nooit)
A
Tu n'as jamais regardé la télé (...)?
B
Tu as ne jamais regardé la télé (...)?
C
Tu ne jamais as regardé la télé (...)?
D
Tu as regardé ne jamais la télé (...)?

Slide 12 - Quiz

Doel 4b (GL7C)
4b ik kan de werkwoorden kunnen en willen gebruiken in de présent, passé composé, imparfait en futur simple

Slide 13 - Slide

Tu (pouvoir, présent) ____________ venir à la fête? (typ alleen het antwoord)

Slide 14 - Open question

Autrefois, monsieur Gaillard (vouloir, imparfait) _________________ manger des glaces, ici? (typ alleen het antwoord)

Slide 15 - Open question

Doel 4c (Learnbeat)
4c ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in een zin 

Slide 16 - Slide

(Jouw) ______________________ père habite toujours à Bayonne
A
ton
B
ta
C
tes
D
mon

Slide 17 - Quiz

mes
ma
son
leur
notre
Non, (zijn) ______________________ appartement se trouve à Biarritz.
(Mijn) ______________________ cousins habitent aussi là-bas
Mais le reste de (onze) ______________________ famille habite à Bayonne.

Slide 18 - Drag question

Doel 4d (Learnbeat)
4d ik kan de imparfait en de passé composé in een zin gebruiken (=bonus)

Slide 19 - Slide

Welke werkwoordsvorm staat in de imparfait?
A
parle
B
a parlé
C
parlait
D
parlerait

Slide 20 - Quiz

Doel 4e (GL7H)
4e ik kan de conditionnel gebruiken om in het Frans beleefd dingen te kunnen vragen

Slide 21 - Slide

Leg uit wanneer (of waarom) de conditionnel gebruikt wordt.

Slide 22 - Open question

Zet in de conditionnel (regelmatig):
Je (voyager) ______________________ un mois avec mes amis.
A
voyage
B
voyageais
C
voyagerais
D
voyagerai

Slide 23 - Quiz

Zet in de conditionnel (onregelmatig):
Qu’est-ce que tu (faire) __________ avec 5 mille euros?
A
ferais
B
fais
C
faisais
D
feras

Slide 24 - Quiz

Au travail 
Faire: 
  • GL7 klaar? Vandaag doelencheck!
Apprendre: 
  • Quizlet chapitre 7A t/m I
  • ontkenning
  • bezittelijk voornaamwoord

LET OP: 2 toetsen in de toetsweek 
(winbook + oortjes mee!)

Werk zachtjes, 
zodat iedereen zich kan concentreren
vraag zoveel mogelijk om hulp!
ik beheers de inhoud van doel 3 en 4  en zal een voldoende halen voor de kennistoets

Slide 25 - Slide

objectifs du cours
3 ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het maken van een afspraak in een restaurant vertalen en gebruiken (FN en NF) (GL7ABEFG, DI)


4a ik kan de ontkenning gebruiken (Learnbeat)

4b ik kan de werkwoorden kunnen en willen gebruiken in de présent, passé composé, imparfait en futur simple (GL7C)

4c ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in een zin (Learnbeat)
4d ik kan de imparfait en de passé composé in een zin gebruiken (=bonus, zie Learnbeat)
4e ik kan de conditionnel gebruiken om in het Frans beleefd dingen te kunnen vragen (GL7H)


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

La compétition entre les groupes

Slide 28 - Slide

le requin




le guépard

le porc-épic
la girafe
le manchot
Lucas
Lodewijk
Kian
Jens
(Ralph)
Benjamin
Dorien
Vera
Nico
(Lisa)
Mart
Thomas
Tijn
Thom

Daan
Julia
Ruben
Romy
(Anniek)
Thyrza
Marianne
Meike
Mirna

Nieuwe groepjes, zelfde afspraken ;-)

Slide 29 - Slide