Taal groep 7, thema 7, les 2

Taal thema 7, les 2

Het doel:

Je leert wat het aanwijzend voornaamwoord is.

Hee, daar zit het woord 'aanwijzend' in, dus iets of iemand aanwijzen!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal thema 7, les 2

Het doel:

Je leert wat het aanwijzend voornaamwoord is.

Hee, daar zit het woord 'aanwijzend' in, dus iets of iemand aanwijzen!

Slide 1 - Slide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?


Slide 2 - Slide

Dus..... aanwijzend voornaamwoorden zijn:


Slide 3 - Slide


Daar gaan we even goed mee oefenen...!

Voorbeeld:
Hier in .... zaal staan oude radio's, in .... zaal verderop de eerste mobieltjes. 

Welke aanwijzend voornaamwoorden horen er op de lege plekken? 
deze, die

Slide 4 - Slide


... mobieltje hier is uit het jaar nul, maar .... daar zou ik wel willen hebben!
A
deze, deze
B
dit, die
C
dit, deze
D
dit, dit

Slide 5 - Quiz


Kijk! .... codes zijn wel te kraken, maar van .... codes daarginds (= verderop) snap ik niets!
A
deze, deze
B
die, dat
C
die, die
D
deze, die

Slide 6 - Quiz

Heb je het al een beetje door? 
In de volgende zinnen ga je zelf het aanwijzend voornaamwoord zoeken en opschrijven (typen)!

Let op: er staat per zin één aanwijzend voornaamwoord!

Voorbeeld:
Dit geheim ga ik een keer onthullen.
Schrijf op: dit

Slide 7 - Slide

Ik schrijf het op dat kleine blaadje.

Slide 8 - Open question

Met deze onzichtbare inkt.

Slide 9 - Open question

Dan stop ik het in dit doosje.

Slide 10 - Open question

Het doosje stop ik diep in die la.

Slide 11 - Open question

Zal iemand het vinden? Die kans is klein!

Slide 12 - Open question

Vul nog een keer het juiste aanwijzend voornaamwoord in!



Slide 13 - Slide

Let op, ik gooi .... speeltje in mijn hand in het water!
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 14 - Quiz

Je springt er aan .... kant hier in!
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 15 - Quiz

Je gaat er aan .... andere kant verderop eruit.
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 16 - Quiz

Dan ren je terug over .... bruggetje daar.
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 17 - Quiz

Trek je niks aan van .... gegil daar verderop.
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 18 - Quiz