woordenschat

Blok 2 poëzie/woordenschat
woordenschat H1
poëzie H1
woordenschat H2
poëzie H2
poëzie H3

Afsluiting: toets poëzie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Blok 2 poëzie/woordenschat
woordenschat H1
poëzie H1
woordenschat H2
poëzie H2
poëzie H3

Afsluiting: toets poëzie

Slide 1 - Slide

Woordenschat H1
Beeldspraak

vergelijking
metafoor
personificatie
metoniem

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis.

- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 4 - Slide

'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 5 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking

Slide 6 - Quiz

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 7 - Quiz

Beeldspraak - vergelijking

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 8 - Slide

geef een voorbeeld
van een vergelijking

Slide 9 - Mind map

Beeldspraak - metafoor (hv)

Alleen het beeld is overgebleven.


- uitdrukkingen en gezegdes

- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt


Dat schaap heeft zich laten beetnemen.




Slide 10 - Slide

geef een voorbeeld
van een metafoor

Slide 11 - Mind map

Beeldspraak - personificatie (hv)

Levenloze dingen of voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen.


Roken heeft zijn hart veroverd.

De bomen fluisteren je naam.




Slide 12 - Slide

geef een voorbeeld
van een personificatie

Slide 13 - Mind map

Beeldspraak - metonymia (hv)

Bij een vergelijking of metafoor is het verband tussen de werkelijkheid en het beeld gebaseerd op een overeenkomst.

Bij een metonymia is het gebaseerd op een verband:

- deel-geheel                          Het dak gaat eraf!

- maker-voorwerp                 In het Rijksmuseum hangt een mooi Rembrandt aan de muur,

- oorzaak-gevolg                   Ze heeft haar tong verloren.

- voorwerp-inhoud                Zullen we een glaasje drinken?

- plaats-bewoners                 Utrecht heeft de voetbalwedstrijd gewonnen met Rotterdam.

- plaats-aanwezigen            De school gaat een dagje naar de Efteling.



Slide 14 - Slide

geef een voorbeeld
van een metoniem

Slide 15 - Mind map

verwerking
Maak opdracht 2
timer
1:00

Slide 16 - Slide

antwoorden
1 een klerenkast = een man die er heel groot en sterk uitzag; een bodybuilder
2 asfalt = wegen
3 mijn oude fiets (smeekt) = heeft … hard nodig
4 wolk van een baby = een zeer gezond uitziende en weldoorvoede baby
5 strooide = gaf met grote regelmaat
6 fles = drank; alcohol
7 als haringen in een ton = zeer dicht (tegen elkaar staand)
8 brandstof = middelen om … goed te laten werken
9 de fiscus = de belastingdienst
10 net een poppenkast = een hoop flauwekul; een plek waar mensen zich anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn (omdat dat in politiek opzicht beter uitkomt)
11 het riet (fluisterde) = ruiste; produceerde een zacht geluid dat op een stem leek
12 afgebrand = zeer negatief beoordeeld

Slide 17 - Slide