3VWO beeldspraak

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijk bedoeld wordt


De bomen fluisteren je naam.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!

Hij liep naar school met lood in zijn schoenen.

Slide 3 - Slide

Bedenk zelf een voorbeeld van beeldspraak.

Slide 4 - Open question

Beeldspraak - vergelijking (hv)

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 5 - Slide

Beeldspraak - metafoor (hv)

Alleen het beeld is overgebleven.


- uitdrukkingen en gezegdes

- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt


Dat schaap heeft zich laten beetnemen.




Slide 6 - Slide

Beeldspraak - personificatie (hv)

Levenloze dingen of voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen.


Roken heeft zijn hart veroverd.

De bomen fluisteren je naam.




Slide 7 - Slide

Beeldspraak - metonymia (hv)

Bij een vergelijking of metafoor is het verband tussen de werkelijkheid en het beeld gebaseerd op een overeenkomst.

Bij een metonymia is het gebaseerd op een verband:

- deel-geheel                          Het dak gaat eraf!

- maker-voorwerp                 In het Rijksmuseum hangt een mooie Rembrandt aan de muur,

- oorzaak-gevolg                   Ze heeft haar tong verloren.

- voorwerp-inhoud                Zullen we een glaasje drinken?

- plaats-bewoners                 Utrecht heeft de voetbalwedstrijd gewonnen van Rotterdam.

- plaats-aanwezigen            De school gaat een dagje naar de Efteling.



Slide 8 - Slide

Oefenzinnen vwo

Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie of metonymia) en schrijf de betekenis op.


1 Van je kamer heb je echt een zwijnenstal gemaakt!

2 Je hartslag sust me in slaap.

3 Zij is tot over haar oren verliefd.

4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.

5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.

6 Dat karweitje is een wassen neus.

7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.

8 Het hele lokaal viel stil na de opmerking van de docent.

9 Wij zullen haar uit de brand helpen.

10 Wil je nog een kopje?

Slide 9 - Slide

Slotopdracht vwo


Zoek op internet vijf voorbeelden van beeldspraak op, noteer het soort beeldspraak en de betekenis.



Slide 10 - Slide