H1: nakijken 4 en 5 (fictie), beeldspraak H1

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je kent de indeling van de hoofdgenres fictie.

Je kent de realismelijn en het opbouwschema van verhalen.


Je leert wat beeldspraak is en kent aan het eind van de les de volgende vormen:

- vergelijking, metafoor, personificatie en metonymia


Slide 2 - Slide

Zelfstandig nakijken - bijlage SOM

Fictie H1: 4 en 5


Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij
beeldspraak?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijk bedoeld wordt


De bomen fluisteren je naam.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!

Hij liep naar school met lood in zijn schoenen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bedenk zelf een voorbeeld van beeldspraak.

Slide 8 - Open question

Beeldspraak - vergelijking (hv)

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 9 - Slide

Beeldspraak - metafoor (hv)

Alleen het beeld is overgebleven.


- uitdrukkingen en gezegdes

- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt


Dat schaap heeft zich laten beetnemen.




Slide 10 - Slide

Beeldspraak - personificatie (hv)

Levenloze dingen of voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen.


Roken heeft zijn hart veroverd.

De bomen fluisteren je naam.




Slide 11 - Slide

Beeldspraak - metonymia (hv)

Bij een vergelijking of metafoor is het verband tussen de werkelijkheid en het beeld gebaseerd op een overeenkomst.

Bij een metonymia is het gebaseerd op een verband:

- deel-geheel                          Het dak gaat eraf!

- maker-voorwerp                 In het Rijksmuseum hangt een mooie Rembrandt aan de muur,

- oorzaak-gevolg                   Ze heeft haar tong verloren.

- voorwerp-inhoud                Zullen we een glaasje drinken?

- plaats-bewoners                 Utrecht heeft de voetbalwedstrijd gewonnen van Rotterdam.

- plaats-aanwezigen            De school gaat een dagje naar de Efteling.



Slide 12 - Slide

Oefenzinnen havo

Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie of metonymia) en schrijf de betekenis op.


1 Van je kamer heb je echt een paleisje gemaakt!

2 Je hartslag sust me in slaap.

3 Zij is beslist niet op haar mondje gevallen.

4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.

5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.

6 Hij is met de noorderzon vertrokken.

7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.

8 Het hele stadion was woedend na de gele kaart.

9 Wij zullen haar uit de brand helpen.

10 Wil je nog een kopje?

Slide 13 - Slide

Oefenzinnen vwo

Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie of metonymia) en schrijf de betekenis op.


1 Van je kamer heb je echt een zwijnenstal gemaakt!

2 Je hartslag sust me in slaap.

3 Zij is tot over haar oren verliefd.

4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.

5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.

6 Dat karweitje is een wassen neus.

7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.

8 Het hele lokaal viel stil na de opmerking van de docent.

9 Wij zullen haar uit de brand helpen.

10 Wil je nog een kopje?

Slide 14 - Slide

Slotopdracht havo en vwo


Zoek op internet vijf voorbeelden van beeldspraak op, noteer het soort beeldspraak en de betekenis.



Slide 15 - Slide