What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3.1 Genotype en fenotype & 3.2 Genen
Erfelijkheid en evolutie
3.1 Genotype en fenotype
3.2 Genen
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Erfelijkheid en evolutie
3.1 Genotype en fenotype
3.2 Genen
Slide 1 - Slide
Bij welke celdeling ontstaat er een exacte kopie van de moedercel?
A
Meiose
B
Mitose
C
Reductiedeling
D
Ovulatie
Slide 2 - Quiz
Mitose
Meiose
Slide 3 - Drag question
Genotype en fenotype
mens heeft 46 chromosomen in elke lichaamscel.
Deze bestaan uit DNA
Stukjes DNA die informatie bevatten voor
één eigenschap
noem je een
gen
.
Chromosomen
Lange dunne draden DNA. Bevinden zich in de celkern.
Mensen hebben 46 chromosomen, in 23 paren.
Slide 4 - Slide
Genotype en fenotype
Elk chromosoom bevat een groot aantal genen.
Genen kunnen in de cel 'aan' of 'uit' staan.
De gen voor haarkleur staat in cellen van de haarzakjes aan. In de lever uit.
Elk gen bestaat uit twee
allelen
, één op elk
chromosoom.
De twee allelen van een gen kunnen verschillen.
Chromosomen
Lange dunne draden DNA. Bevinden zich in de celkern.
Mensen hebben 46 chromosomen, in 23 paren.
Slide 5 - Slide
Hoe ontstaat het Genotype
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen samen noem je het
genotype
van dat organisme.
Slide 6 - Slide
Door meiose ontstaan...
A
Mutaties
B
Afwijkende cellen
C
Geslachtscellen
D
Alle cellen van het lichaam
Slide 7 - Quiz
Hoe ontstaat het Fenotype
Alle eigenschappen van een organisme noem je het
fenotype
van dat organisme.
Slide 8 - Slide
Hoe ontstaat het Fenotype
Alle eigenschappen van een organisme noem je het
fenotype
van dat organisme.
Slide 9 - Slide
Fenotype
Het
fenotype
komt tot stand door je GENOTYPE maar ook door je leefstijl, omgeving, vrienden enz. Dit kan veranderen.
Slide 10 - Slide
Maak huiswerk
Maak BS 1 (blz. 170) opdracht 1 t/m 6
(samenvatting hoeft niet)
Slide 11 - Slide
23 chromosomen
23 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
Slide 12 - Drag question
Wanneer wordt het genotype bepaald?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Door welk type celdeling groeit een bevruchte eicel uit tot een nieuw organisme?
A
Mitose
B
Meiose
Slide 15 - Quiz
Een eeneiige tweeling ziet er meestal niet precies hetzelfde uit.
Wat is er dan anders?
A
Het fenotype
B
Het genotype
Slide 16 - Quiz
BS 2 GENEN
-Erfefelijke eigenschappen noemen we
genotype
.
Alle eigenschappen van een organisme noem je het
fenotype
van dat organisme.
Je fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook door je leefstijl en je omgeving.
Slide 17 - Slide
Genotype en fenotype
Wat is genotype en fenotype?
Slide 18 - Slide
Fenotype
De uiterlijke kenmerken van een organisme:
Fenotype
Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu.
Slide 19 - Slide
Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk
Slide 20 - Quiz
Een plant heeft bladeren die slap hangen.
Erfelijk of niet erfelijk?
A
erfelijk
B
niet erfelijk
Slide 21 - Quiz
Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk
Slide 22 - Quiz
Homozygoot en heterozygoot
- Gen heeft bijvoorbeeld info over de vorm van je haar.
1. Er is een allel voor stijl haar
2. Er is een allel voor krullend haar.
Slide 23 - Slide
Homozygoot en heterozygoot
Slide 24 - Slide
Homozygoot
Heb je 2 genen voor krullend haar, dan ben je
homozygoot
voor de eigenschap krullend haar.
Homo betekent hetzelfde
bijv. man+man of vrouw+vrouw
Slide 25 - Slide
Heterozygoot
Heb je 2 verschillende genen, dan ben je
heterozygoot
1 gen voor krullend,
1 gen voor steil
Hetero betekent anders
bijv. man+vrouw
Slide 26 - Slide
Heterozygoot
Heb je 2 verschillende genen, dan ben je
heterozygoot
1 gen voor krullend,
1 gen voor steil
Hetero betekend anders
bijv. man+vrouw
Slide 27 - Slide
Dominant of recessief
Een allel kan
dominant
of
recessief
zijn: het dominante allel komt altijd tot uiting in het fenotype, het recessieve allel niet.
Dus als donkerhaar dominant is en blond is recessief, en
Bart heeft een vader met donker haar en een moeder met blond, wat wordt zijn haarkleur?
Slide 28 - Slide
Genotype noteren
We gebruiken letters:
Dominant allel - HOOFDLETTER
Recessief allel - kleine letter
Homozygoot - beide groot/ klein
Heterozygoot- groot & klein
Voorbeeld:
Homozygoot dominant - AA
Heterozygoot - Aa
Homozygoot recessief - aa
Oefening:
Bruin haar: dominant
Blond haar: recessief
Moeder is homozygoot blond
Vader is homozygoot bruin
Wat zijn hun genotypes?
Wat zijn die van Bart?
Slide 29 - Slide
Intermediair fenotype
Beide genen komen tot uiting bij
intermediair fenotype
!
Dus wit en rood maakt roze
Beide genotypes zijn dominant dus beide komen tot uiting
Slide 30 - Slide
Intermediair fenotype
Geen dominant en recessief allel, beide allelen zijn even sterk
Slide 31 - Slide
b Huiswerk
Maak BS 2 (blz. 175) opdracht 1, 2 en 4 t/m 6
Slide 32 - Slide
More lessons like this
9.2 Stamboomonderzoek
June 2022
- Lesson with
35 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
9.2 Stamboomonderzoek
May 2023
- Lesson with
36 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
9.1 Jouw waarneembare eigenschappen
May 2023
- Lesson with
25 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
5.3 Stamboomonderzoek dl1
May 2023
- Lesson with
44 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
D2BTh6 B3bc:Oefenen
April 2019
- Lesson with
27 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2
9.1 Jouw waarneembare eigenschappen
June 2022
- Lesson with
29 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Erfelijke eigenschappen: overerving en ethiek
May 2023
- Lesson with
20 slides
D2BTh6 B3c: OUD OUD ANTW Kruisingsschema's lln
May 2019
- Lesson with
35 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2