TALENT - TL - 4/5. Spelling

Welkom klas 3!
timer
10:00
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 3!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Welkom klas 3.1G

Slide 2 - Slide

Planning voor vandaag:
  • Signaalwoorden en tekstverbanden uitdelen
  • LessonUp H4 en H5
  • Vragen?

Slide 3 - Slide

Noteer zoveel mogelijk regels voor hoofdlettergebruik. Welke wist je nog?

Slide 4 - Open question

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
• aan het begin van de zin;
• bij namen van personen, bij namen uit de aardrijkskunde, bij merknamen; bij namen van boeken/films/tv-series;
• bij feestdagen en historische gebeurtenissen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Waar ligt de klemtoon?
ME LO DIE
MELODIEËN

BAC TE RIE
BACTERIËN

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Trema?

A
Industriele
B
industriële

Slide 9 - Quiz

Trema?

A
poëziealbum
B
poeziealbum

Slide 10 - Quiz

Trema?
financieel
A
financieel
B
financiëel

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

enquete 
premiere
acne
defile
genant
sate
abonnee
Met accent 
Zonder accent 

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's

Slide 15 - Quiz

Welke spelling is correct?
A
Etage's
B
Etages

Slide 16 - Quiz

Welke spelling is correct?
A
Collegaas
B
Collega's
C
Collegas

Slide 17 - Quiz

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 19 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 20 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 21 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 22 - Quiz

Opdracht: spelling 
Maak van hoofdstuk 4: spelling 2, 4, 5, 6 en 7 en de opdrachten die jij nodig hebt (kies er minimaal 2 uit)
Klaar? iets voor jezelf doen


Slide 23 - Slide

Welkom klas 3!
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Leerdoelen

  • Je weet waar je een apostrof, trema en accentteken moet gebruiken (4.8)
  • Je leert waar je een koppelteken moet plaatsten (5.8)
  • Je leert het weglatingsstreepje te gebruiken (5.8)
  • Je kent de werkwoordspelling en je kunt deze toepassen (herhaling)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Koppelteken

Slide 27 - Slide

Wat is een koppelteken?
A
is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
B
is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
D
Geen één antwoord is juist

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel
C
cvketel

Slide 31 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
24-urige
B
24 urige

Slide 32 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling
C
camera opstelling

Slide 33 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 34 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
dvd collectie
B
dvd-collectie
C
dvdcollectie

Slide 35 - Quiz

Bij welk woord hoort GEEN koppelteken?
A
samenwerkings-opdracht
B
Rooms-Katholiek
C
Zuid-Holland
D
zwart-wit

Slide 36 - Quiz

Waarom gebruik je een weglatingsstreepje?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Gebruik het weglatingsstreepje:
schooltoetsen en schoolexamens

Slide 39 - Open question

Waarom kun je hoofd- en bijzaken MET een weglatingsstreepje schrijven en schrijf je olijfolie en plantaardige olie ZONDER weglatingsstreepje?

Slide 40 - Open question

Gebruik het weglatingsstreepje.
huisverkoop en huisverhuur

Slide 41 - Open question

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Het tv programma werd goed bekeken.

Slide 42 - Open question

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Eerst werd er moeilijk meetwerk en rekenwerk uitgevoerd.

Slide 43 - Open question

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Mijn neef doet mee aan fietswedstrijden en zwemwedstrijden.

Slide 44 - Open question

Vul indien nodig een koppelteken of weglatingsstreepje in.
Voor jouw verjaardag heb ik nog geen cadeauidee.

Slide 45 - Open question

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd: ik-vorm (+t) --> ik word, hij wordt, zij verandert

Verleden tijd: 't kofschip --> Ik verhuisde, hij juichte, 

Voltooid deelwoord: 't kofschip --> ik ben verhuisd, hij heeft gejuicht 


Slide 46 - Slide

Leerdoelen

  • Je weet waar je een apostrof, trema en accentteken moet gebruiken (4.8)
  • Je leert waar je een koppelteken moet plaatsten (5.8)
  • Je leert het weglatingsstreepje te gebruiken (5.8)
  • Je kent de werkwoordspelling en je kunt deze toepassen (herhaling)

Slide 47 - Slide

Waar wil ik nog meer uitleg over?

Slide 48 - Open question

Kies de juiste samenstelling
A
reuzeplan
B
reuzenplan

Slide 49 - Quiz

Maak een samenstelling
Beer + sterk
A
Berensterk
B
Beresterk

Slide 50 - Quiz

Maak een samenstelling van:
tarwe + brood

Slide 51 - Open question