TA6. 3.3.12 samenstellingen

doel:
Ik weet wat een samenstelling is en kan daar betekenis aan geven.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doel:
Ik weet wat een samenstelling is en kan daar betekenis aan geven.

Slide 1 - Slide

Samenstellingen
  • Twee of meer woorden.
  • Tweede woord belangrijkste.
Strip+tekenaar= Striptekenaar.
Een tekenaar die strips maakt.
Klim+rek= klimrek.
Een rek waarop je kunt klimmen.
Langslaper= lang+slaper.
Iemand die lang slaapt.
Voordeur=voor+deur.
Deur die aan de voorkant zit.

Slide 2 - Slide

Wat betekent de samenstelling in de zin:
Hij is een bekende modeontwerper
modeontwerper
A
Ontwerper van mode.
B
Ontwerper van bekende mode

Slide 3 - Quiz

Wat betekent de samenstelling in de zin:
Die mensen gebruiken veel scheldwoorden.
scheldwoorden.
A
Mensen die veel schelden
B
Woorden waarmee je kunt schelden.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent de samenstelling in de zin:
Zijn trui heeft een grasgroene kleur
kleur.
A
Zo groen als zijn trui.
B
Zo groen als gras.

Slide 5 - Quiz

Wat is de samenstelling in de zin:
Zij draagt een broekriem.

Slide 6 - Open question

Wat is de samenstelling in de zin:
Fleur en Frederique staan in een modeblad.

Slide 7 - Open question

Wat is de samenstelling in de zin:
Rembrandt maakte mooie schilderkunst.

Slide 8 - Open question

Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
In de sporthal spelen we handbal.
2

Slide 9 - Open question

Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
Luuk koopt een feestneus in de fopwinkel.
2

Slide 10 - Open question

Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
Die gouden armband is peperduur.
2

Slide 11 - Open question

Wat betekent de samenstelling in de zin:
De mensen voor de winkel kijken naar de etalagepop.
etalagepop.
A
Een mens die op een pop lijkt.
B
Een pop die in een etalage staat.

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de samenstelling in de zin:
Schaken in een denksport.
denksport.
A
Een sport waarbij je moet na denken.
B
Een sport waarbij je moet schaken.

Slide 13 - Quiz

Wat betekent de samenstelling in de zin:
Bij korfbal heb je altijd een tegenspeler.
tegenspeler.
A
Een speler waar je mee speelt.
B
Een speler waar je tegen speelt.

Slide 14 - Quiz

Welke samenstelling hoort erbij?
Mode voor heren.

Slide 15 - Open question

Welke samenstelling hoort erbij?
Winkel waar mode wordt verkocht.

Slide 16 - Open question

Welke samenstelling hoort erbij?
Sport waarbij je vecht.

Slide 17 - Open question

Welke samenstelling hoort erbij?
Jaar waarin gebouwd is.

Slide 18 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 19 - Slide