What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal actief 3.12
Taal thema 3 les 12
Doel: betekenis achterhalen van samenstellingen.
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal thema 3 les 12
Doel: betekenis achterhalen van samenstellingen.
Slide 1 - Slide
Samenstellingen
Twee of meer woorden.
Tweede woord belangrijkste.
Strip+tekenaar= Striptekenaar.
Een tekenaar die strips maakt.
Klim+rek= klimrek.
Een rek waarop je kunt klimmen.
Langslaper= lang+slaper.
Iemand die lang slaapt.
Voordeur=voor+deur.
Deur die aan de voorkant zit.
Slide 2 - Slide
Wat betekent de samenstelling in de zin:
Hij is een bekende modeontwerper
modeontwerper
A
Ontwerper van mode.
B
Ontwerper van bekende mode
Slide 3 - Quiz
Wat betekent de samenstelling in de zin:
Die mannen gebruiken veel scheldwoorden.
scheldwoorden.
A
Mannen die veel schelden
B
Woorden waarmee je kunt schelden.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent de samenstelling in de zin:
Zijn trui heeft een grasgroene kleur
kleur.
A
Zo groen als zijn trui.
B
Zo groen als gras.
Slide 5 - Quiz
Wat is de samenstelling in de zin:
Zij draagt een broekriem.
Slide 6 - Open question
Wat is de samenstelling in de zin:
Hielke staat in een modeblad.
Slide 7 - Open question
Wat is de samenstelling in de zin:
Rembrandt maakte mooie schilderkunst.
Slide 8 - Open question
Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
In de sporthal spelen we handbal.
2
Slide 9 - Open question
Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
Micha koopt een feestneus in de fopwinkel.
2
Slide 10 - Open question
Wat zijn de 2 samenstellingen in de zin:
Die gouden armband is peperduur.
2
Slide 11 - Open question
Wat betekent de samenstelling in de zin:
De mensen voor de winkel kijken naar de etalagepop.
etalagepop.
A
Een mens die op een pop lijkt.
B
Een pop die in een etalage staat.
Slide 12 - Quiz
Wat betekent de samenstelling in de zin:
Schaken in een denksport.
denksport.
A
Een sport waarbij je moet na denken.
B
Een sport waarbij je moet schaken.
Slide 13 - Quiz
Wat betekent de samenstelling in de zin:
De mijnwerker is roetzwart.
roetzwart.
A
Zo zwart als roet.
B
Zo zwart als een mijn.
Slide 14 - Quiz
Wat betekent de samenstelling in de zin:
Bij korfbal heb je altijd een tegenspeler.
tegenspeler.
A
Een speler waar je mee speelt.
B
Een speler waar je tegen speelt.
Slide 15 - Quiz
Wat betekent de samenstelling:
Het prijskaartje.
A
Een kaartje met de prijs erop.
B
De prijs die je betaald voor het kaartje.
Slide 16 - Quiz
Wat betekent de samenstelling:
De spelerbus.
A
Een spel voor in de bus.
B
Een bus voor de spelers.
Slide 17 - Quiz
Welke samenstelling hoort erbij?
Mode voor heren.
Slide 18 - Open question
Welke samenstelling hoort erbij?
Winkel waar mode wordt verkocht.
Slide 19 - Open question
Welke samenstelling hoort erbij?
Sport waarbij je vecht.
Slide 20 - Open question
Welke samenstelling hoort erbij?
Kleding om in te sporten.
Slide 21 - Open question
Welke samenstelling hoort erbij?
Jaar waarin gebouwd is.
Slide 22 - Open question
Welke samenstelling hoort erbij?
Abonnement van een jaar.
Slide 23 - Open question
More lessons like this
TA6. 3.3.12 samenstellingen
December 2022
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Thema 3 les 12 samenstellingen
November 2020
- Lesson with
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Thema 3 - Les 12
January 2024
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
TA7 3.3.12 samenstelling
December 2022
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 6,7
KGT1 - Woordenschat
September 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
KGT1 - Woordenschat
October 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Onbekende woorden ed7
September 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Les 34 - Voltooide tijden in een tekst correct schrijven
May 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs