This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling 8.1 + 8.2
leerdoelen doornemen
oefenvragen
extra uitleg
Slide 1 - Slide
Paragraaf 8.1 Bloed
Je kunt de delen waaruit je bloed bestaat benoemen en van ieder deel de functie beschrijven.
Je kunt uitleggen hoe je bloed stoffen door je lichaam vervoert.
Je kunt beschrijven wat er door inspanning in je lichaam verandert.
Slide 2 - Slide
Welk onderdeel van het bloed vervoert zuurstof?
Slide 3 - Open question
Welk onderdeel van bloed zie je hier?
Slide 4 - Open question
is onderdeel van het bloed
is geen onderdeel van het bloed
Rode bloedcel
Zuurstof
witte bloedcel
ijzer
Plasma
Water
Vet
Slide 5 - Drag question
sleep de juiste tekst of afbeelding naar het juiste onderdeel.
plasma-eiwitten
bloedplaatjes
opgeloste stoffen
water
Slide 6 - Drag question
Sleep de onderdelen van het bloed naar de juiste taak.
Bestrijden ziekte-verwekkers
Bloedstolling
Vervoer afvalstoffen en andere opgeloste stoffen
Vervoer zuurstof
Bloedplaatjes
Bloedplasma
Rode bloedcel
Witte bloedcel
Slide 7 - Drag question
Rode bloedcel
Witte bloedcel
Bloedplaatjes
Slide 8 - Drag question
Wat is de functie van hemoglobine?
A
Het aanmaken van antistoffen tegen ziektes
B
Het reguleren van de lichaamstemperatuur
C
Het vervoeren van zuurstof in het bloed
D
Het afbreken van voedingsstoffen in de maag
Slide 9 - Quiz
Welk mineraal is nodig voor de aanmaak van hemoglobine?
A
Calcium
B
Zink
C
Kalium
D
IJzer
Slide 10 - Quiz
Leg uit waarom je tijdens het sporten meer en sneller inademt dan in rust.
Slide 11 - Open question
Verbrandingsformule:
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water
Slide 12 - Drag question
Wat heb jij meer nodig tijdens het sporten voor verbranding?
Slide 13 - Open question
Onderdelen bloed
BLOEDPLASMA
BLOEDPLAATJES
WITTE BLOEDCELLEN
RODE BLOEDCELLEN
Slide 14 - Slide
onderdelen bloed
bloedplasma
rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
vervoert meerdere stoffen
vervoert alleen zuurstof en geen celkern
maken ziekteverwekkers onschadelijk en hebben celkern
zijn onderdelen van cellen en hebben een functie bij bloedstolling
Slide 15 - Slide
Witte bloedcellen
(leukocyten)
Hebben wel een celkern.
Hebben geen vaste vorm.
2 type witten bloedcellen:
*Witte bloedcellen die
ziekteverwekkers insluiten. (vreetcellen)
*En witte bloedcellen die
antistoffen produceren.
Slide 16 - Slide
Verbranding bij organismen
Ieder levend wezen doet altijd aan verbranding!
Verbranding is niet altijd even hoog; als je beweegt verbrand je meer/sneller
Elke cel doet aan verbranding
Slide 17 - Slide
Meer van alles
Meer inspanning = meer verbranding
Meer verbranding = meer brandstof nodig
Meer verbranding = meer zuurstof nodig
Sneller en meer ademhalen
Snellere hartslag
glucose wordt vrijgemaakt
Slide 18 - Slide
Vragen over 8.1?
Slide 19 - Slide
Paragraaf 8.2 Bloed stroomt
Je kunt de drie soorten bloedvaten van een mens benoemen en hun kenmerken beschrijven.
Je kunt de belangrijkste bloedvaten in je lichaam benoemen.
Je kunt beschrijven langs welke route bloed door je lichaam stroomt.
Je kunt de bouw van het hart en de route van het bloed door je hart beschrijven.
Je kunt uitleggen hoe het hart klopt
Slide 20 - Slide
Welke taak hoort bij welk bloedvat?
de bloeddruk is heel laag, en bloed gaat via deze bloedvaten naar het hart toe.
dikke wanden, en het bloed gaat vanaf het hart door dit soort bloedvaten naar organen toe
dunne bloedvaten, hier gaan stoffen van het bloed naar cellen en andersom
ader
slagader
haarvat
Slide 21 - Drag question
In de afbeelding zie je verschillende typen bloedvaten.
Wat is de naam van elk type bloedvat? Sleep de juiste naar erheen.
Slagader
Ader
Haarvat
Slide 22 - Drag question
Welk soort bloedvat wordt beschreven. Bloeddruk is erg laag en er vindt stofwisseling plaats
A
slagader
B
ader
C
haarvat
Slide 23 - Quiz
Welk bloedvat wordt beschreven. Zeer hoge bloeddruk en dikke wand
Slide 24 - Open question
Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop
Slide 25 - Drag question
Bloedvaten die van het hart af komen en naar het orgaan toe gaan heten
Bloedvaten die van het orgaan af komen en naar het hart toe gaan heten
Bijvoorbeeld:
Bijvoorbeeld:
Ader
slagader
nierader
nierslagader
Slide 26 - Drag question
Welk bloedvat is zuurstofarm?
zuurstofarme bloedvaten
Aorta
Longader
Longslagader
Holle ader
Poortader
Nierslagader
Slide 27 - Drag question
In de onderstaande afbeelding zijn schematisch de lever en een deel van de dunne darm van de mens met aan- en afvoerende bloedvaten getekend. De bloedvaten staan aangegeven met cijfers. De namen van de bloedvaten staan aan de rechterkant. Sleep nu de namen van de bloedvaten naar het juiste cijfer.
1
2
3
4
leverslagader
darmslagader
poortader
leverader
Slide 28 - Drag question
Sleep de namen naar de juiste bloedvaten
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader
Slide 29 - Drag question
Sleep het bloedvat naar de juiste naam.
Holle ader
Aorta
Longader
Long slagader
Slide 30 - Drag question
In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit
Slide 31 - Drag question
In welk onderdeel van het hart stroomt er zuurstof rijk bloed binnen
A
linker kamer
B
linker boezem
C
rechter kamer
D
rechter boezem
Slide 32 - Quiz
De Linker boezem, longaders, longen, longslagaders en rechterkamer bevinden zich in de kleine bloedsomloop.
Welke route volgt het bloed in de kleine bloedsomloop?
Kies uit:
Rechterkamer -
linkerboezem
longaders
longslagaders
longen
Slide 33 - Drag question
De aorta, holle aders, linkerkamer , organen en rechterboezem bevinden zich in de grote bloedsomloop.
Welke route volgt het bloed in de grote bloedsomloop?
Kies uit:
Linkerkamer
aorta
holle aders
organen
rechterboezem
Slide 34 - Drag question
Voedingsstoffen zijn opgehaald in de darmen. Wat is het eerste bloedvat die het bloed tegenkomt?
A
darmader
B
darmslagader
C
holle ader
D
poort ader
Slide 35 - Quiz
Het hart klopt altijd 2 keer. Wat "klopt" er als eerst?
A
boezems
B
kamers
Slide 36 - Quiz
Wat gebeurt er als de aderkleppen niet goed functioneren?
A
Vorming van bloedstolsels
B
Verhoogde bloeddruk en hartritmestoornissen
C
Verminderde zuurstoftoevoer naar de organen
D
Terugstroming van bloed en spataderen
Slide 37 - Quiz
Wat is de taak van aderkleppen?
A
Voorkomen van terugstroming van bloed
B
Transporteren van zuurstof naar de cellen
C
Reguleren van de bloeddruk
D
Filteren van afvalstoffen uit het bloed
Slide 38 - Quiz
Bloedvaten
3 soorten bloedvaten:
slagaders: dikke wand, hoge bloeddruk
haarvaten: 1 cellaag dik, lage druk, stofwisseling
aders: dunne wand, kleppen, zeer lage druk
Het hart pompt bloed door de bloedvaten.
De namen van de bloedvaten komen vaak van de organen waar ze naartoe of vandaan lopen.
Slide 39 - Slide
Kleine bloedsomloop
Slide 40 - Slide
Namen bloedvaten
naam van orgaan + slagader/ader
Slide 41 - Slide
Uitzonderingen
Deze bloedvaten verklappen niet waar ze heen gaan of vandaan komen: