This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Kenniswedstrijdje
Spelen om te winnen!
Slide 1 - Slide
Wat is een voorbeeld van persoonlijke hygiëne?
A
ijsmachine voor gebruik desinfecteren
B
gele snijplank voor gevogelte gebruiken
C
producten gelabeld afgedekt in koeling plaatsen
D
je kokskleding dagelijks verschonen
Slide 2 - Quiz
Wat is desinfecteren?
A
micro-organisme onschadelijk maken door te verhitten tot 65ºC
B
micro-organisme stil zetten door het product bij -18ºC op te slaan.
C
Micro-organisme onschadelijk maken door gebruik van een desinfectans
D
Micro-organisme verwijderen met behulp van zeepsop en warm water
Slide 3 - Quiz
Wat is geen goede levensvoorwaarde van micro-organisme in het algemeen?
A
aanwezigheid van een alcoholpercentage van meer dan 15%
B
aanwezigheid van vocht meer dan 15%
C
voldoende tijd
D
een neutrale zuurgraad
Slide 4 - Quiz
Waar staat de afkorting HACCP voor?
A
Horeca Analyse van de Kritische Kwaliteit Punten
B
Hazard Analyse Critical Control Points
C
Hygene Addeted Control Circulation Points
D
Hazard Amazing Circulation Charisma Products
Slide 5 - Quiz
Je voelt je zes uur na het eten van een maaltijd erg beroerd; je bent misselijk en je moet overgeven. Een paar uur later voel jij je weer beter. Wat heb je gehad?
A
Een voedselvergiftiging
B
een voedselbesmetting
Slide 6 - Quiz
Welk product ontstaat niet onder invloed van micro-organisme? (dus al die andere wel)
A
Achterham
B
Droge worst
C
Olijven
D
Yoghurt
Slide 7 - Quiz
Wat is een spore-vormende micro-organisme (MO)?
A
MO die zijn aanwezigheid duidelijk laat zien zoals schimmels
B
Muizen, mieren, vliegen, kakkerlakken.
C
MO die een situatie van slechte leefomstandigheden kunnen overleven door zich in te kapselen
D
MO die na bevriezing weer actief worden bij het ontdooien.
Slide 8 - Quiz
Hoelang mag je in een horeca-koelkast een zelfgemaakt product (bijvoorbeeld tomatensoep) bewaren?
A
1 tot 3 dagen
B
2 tot 5 dagen
C
4 tot 7 dagen
D
tot tekenen van bederf zichtbaar en voelbaar wordt
Slide 9 - Quiz
Waar wordt verse pasta opgeslagen?
A
In het magazijn (koel en droog)
B
In de koelkast (2 tot 7 ºC)
C
In de vriezer (-18ºC)
D
verse pasta bewaar je niet.
Slide 10 - Quiz
Wat gebeurt er als je tropisch fruit in de koeling bewaard?
A
niets, is juist de bedoeling!
B
wordt het zoet
C
krijg je bruine plekken
D
verdwijnt de rijpheid
Slide 11 - Quiz
Hoe heet de snijvorm van blokjes ter grootte van ruim een dobbelsteen?
A
Brunoise
B
Carré
C
En Des
D
Tranche
Slide 12 - Quiz
Op welk moment voer je de mise en place uit?
A
Tijdens de doorgifte
B
Tijdens de schoonmaak
C
Tijdens de menu-engineering
D
Tijdens de rustige uren van de dag
Slide 13 - Quiz
Dit is een zalm...
A
moot
B
filet
Slide 14 - Quiz
Passeren is een techniek dat je uitvoert...
A
op aardappelen om ze te pureren
B
op runderbotten om ze van kleur te voorzien
C
na het trekken van een bouillon om deze helder te maken
D
op specerijen om de smaak los te krijgen
Slide 15 - Quiz
Hoe heet deze techniek?
A
Blind afbakken
B
Vullen
C
Canneleren
D
Tourneren
Slide 16 - Quiz
"De ononderbroken gekoelde weg dat een product aflegt van de producent naar de koeling van jouw bedrijf"
Dit is de omschrijving van:
A
HACCP
B
de verplichting om bij ontvangst de temperatuur te meten
C
de product-verantwoordelijkheid
D
de koelketen
Slide 17 - Quiz
Wat is een quisson?
A
snijwijze
B
bakpan
C
punt van gaarheid
D
type mes
Slide 18 - Quiz
Waarvan is de keuze voor een bereiding afhankelijk?
A
van de structuur van het rauwe product
B
de beschikbare bereidingstijd
C
de mogelijkheden van de kok en de keuken
D
alle drie zijn juist!
Slide 19 - Quiz
Vanaf wanneer spreek je van een "lange bereidingstijd"? Als deze langer wordt dan...
A
10 minuten
B
15 minuten
C
20 minuten
D
25 minuten
Slide 20 - Quiz
Welke bereiding is geen droge bereiding?
A
frituren
B
stoven
C
grillen
D
bakken in de koekenpan
Slide 21 - Quiz
Pocheren is een ... techniek bij een ... temperatuur
A
natte/lage
B
natte/hoge
C
droge/lage
D
droge/hoge
Slide 22 - Quiz
Het grillen van een entrecôte is een ... techniek met een ... bereidingstijd
A
droge/lange
B
natte/lange
C
droge/korte
D
natte/korte
Slide 23 - Quiz
De bereidingstijd hangt af van de structuur van het product. Is deze bewering juist?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Een oud ei herken je tijdens het bakken aan:
A
de grote luchtkamer
B
dat het blijft drijven in water
C
veel dun eiwit
D
datum op de verpakking
Slide 25 - Quiz
Oude kaas herken je aan...
A
de zachtheid van de smaak
B
de hardheid van de kaas
C
de grootte van de gaten in de kaas
D
mate van aanwezigheid micro-organisme
Slide 26 - Quiz
Wat is de naam van deze vrucht?
A
Cumquat
B
Litche
C
Ramboutan
D
Dragon Fruit
Slide 27 - Quiz
Aan welke soep kan een liaison toegevoegd worden?
A
uiensoep
B
gazpacho
C
conommé
D
bisque
Slide 28 - Quiz
Wat is de naam van het product waarmee je een basis-bouillon tot een consommé maakt?
A
Clarifiek
B
Claritonne
C
Clarimine
D
Clarinette
Slide 29 - Quiz
Op één na laatste vraag: Wat is de naam van een gevogeltefilet met het eerste lid van vleugel er nog aan?
A
Suprise
B
Subiette
C
Suprème
D
Souplesse
Slide 30 - Quiz
Laatste vraag: Welk dier behoort niet tot het slachtvee?