Grammatica les 3

Grammatica les 3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica les 3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhalen werkwoord hebben
  • Uitleg werkwoord zijn
  • DISK: Grammaticatrainer
  • Blooket werkwoord zijn

Slide 2 - Slide

Doelen
  • Je leert hoe je het werkwoord zijn goed moet schrijven. 

Slide 3 - Slide

Herhalen werkwoord hebben

Slide 4 - Slide

Schrijf de juiste vorm op
1. Ik ... een pen. 
2. Jij ... een pen. 
3. ... jij een pen?
4. Hij/Ze (zij) ... een pen. 
5. U ... een pen. 
6. Wij ... een pen. 
7.  Jullie ... een pen. 
8. Ze (zij) ... een pen. 
Hebben

Slide 5 - Slide

Het werkwoord zijn

Slide 6 - Slide

Het werkwoord zijn
Werkwoord = doe-woord
Een werkwoord doet iets: lopen, slapen, leren, eten enz.

Belangrijk werkwoord in het Nederlands: ZIJN

Slide 7 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Zijn is een onregelmatig werkwoord. 
Zijn is het hele werkwoord. Het is de basis. 

Werkwoord vervoegen = werkwoord veranderen.

Wij zijn in de klas. 
Ik ben de docent. 
Jij bent de leerling. 

Slide 8 - Slide

Werkwoordsvormen
Ik ben de docent. Jij bent de leerling. 
Ben en bent zijn vormen van het werkwoord zijn. 

Ben is de vorm die hoort bij ik: Ik ben. 
Dit heet de ik-vorm

Zijn: Ik ben / Jij bent / Hij is
Dit zijn allemaal vormen van het werkwoord hebben. 

Slide 9 - Slide

Vervoegen werkwoord zijn I
Ik ben
Je (Jij) bent
U bent
Hij is
Ze (Zij) is

Slide 10 - Slide

Vervoegen werkwoord zijn II
We (Wij) zijn
Jullie zijn
Ze (zij) zijn
Meervoud = altijd het hele werkwoord (infinitief)

Slide 11 - Slide

Jij-vorm bij een vraag
Jij bent een leerling. 
Bent jij een leerling?
Ben jij een leerling?

'Jij' staat achter het werkwoord? Weg letter T!

Alleen bij de JIJ-vorm: Bent u een leerling?

Slide 12 - Slide

Alle vormen op een rijtje
Ik ben                                                                                                           
Jij bent           Ben jij?
U bent
Hij/Ze (zij) is
_________________________________________________________________
Wij zijn                                                                                                              Jullie zijn
Ze (zij) zijn
enkelvoud
meervoud

Slide 13 - Slide

Morgen ... ik vrij.

Slide 14 - Open question

Jij ... bang voor spinnen.

Slide 15 - Open question

Hij ... jarig.

Slide 16 - Open question

Zij (1) ... verliefd op hem.

Slide 17 - Open question

Vandaag ... wij thuis.

Slide 18 - Open question

Jullie ... goede leerlingen.

Slide 19 - Open question

Zij (2) ... ziek.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Link

Maak opdracht 2.5

Slide 22 - Slide

Ga naar Blooket

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Ga naar Kahoot

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Einde van de les

Slide 27 - Slide