Formuleren, lijdend of bedrijvend, 3 havo/vwo

lijdende
&
bedrijvende vorm
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

lijdende
&
bedrijvende vorm

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?
Aan het eind van de les kun je:

  1. lijdende van bedrijvende zinnen onderscheiden
  2. bepalen in welke situaties je juist wel og geen lijdende zinnen gebruikt.
  3. zelf lijdende zinnen bedenken
  4. een lijdende zin omzetten naar een bedrijvende zin

Slide 2 - Slide

Bekijk het bord
Wat valt je op aan de laatste zin?

Slide 3 - Slide

Wat valt je op aan de zin:

MISBRUIK WORDT GESTRAFT

Slide 4 - Open question

Bijzonder
In de zin "MISBRUIK WORDT GESTRAFT" staat wel een onderwerp, namelijk 'misbruik'.

Het onderwerp is echter niet actief, immers misbruik straft niet.

Slide 5 - Slide

Wie zou er wel straffen in de zin:
MISBRUIK WORDT GESTRAFT

Slide 6 - Mind map

Je ziet dat in deze zin het onderwerp niet actief is. Drie redenen om een zin zo te formuleren zijn:
1. Je wilt niet vertellen wie de handeling uitvoert.
2. Het is niet belangrijk wie de handeling uitvoert.
3. Je wil de nadruk leggen op woord(groep).

Misbruik wordt gestraft --> Het gaat hier om 'Misbruik'. 

Slide 7 - Slide

Andere redenen om lijdende zinnen te gebruiken. Lees het volgende stukje. Het is voornamelijk geschreven in een lijdende vorm. In de volgende dia ga je een vraag beantwoorden over dit stukje.
Tijdens de vergadering is besloten dat leerlingen bij het online leren worden begeleid door specialisten.  Hiertoe zullen diverse curssussen worden gefaciliteerd door de directie. Op deze cursussen kan ingeschreven worden door kandidaten met aantoonbare ervaring.

Slide 8 - Slide

Wat valt je op aan de schrijfstijl van het stukje in de vorige dia?

Slide 9 - Open question

Lijdende zinnen
Lijdende zinnen zijn niet altijd handig. Als je veel lijdende zinnen gebruikt, wordt je taalgebruik te zakelijk, te passief. Voor de lezer is dat vervelend.

Slide 10 - Slide

Je gaat nu een aantal lijdende zinnen zien. Wat valt je op aan het gebruik van werkwoorden en voorzetsels in de zinnen? In de volgende dia geef je antwoord.
1. Ik ben gisteren door de commissie genomineerd voor een creativiteitsprijs.
2. Hij wordt vast ontslagen door zijn chef.
3. Hij was toch besproken in de teamvergadering?
4. De soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend.
5. We zijn met z'n allen belazerd door het bestuur.
6. Ik werd gebeten door de hond van de buren.



Slide 11 - Slide

Welke overeenkomsten zag je in de zinnen op de vorige dia?

Slide 12 - Open question

Van lijdend naar bedrijvend en andersom

  1.  Kijk eerst in welke vorm hij staat.
  2. Bekijk wie de handelend persoon is in de zin (wie voert het uit). Meestal staat deze achter het woord 'door', soms moet je deze verzinnen.
  3. Maak van de handelend persoon het onderwerp van de zin, haal het woord door weg.
  4. Bekijk in welke tijd een zin staat (verleden-tegenwoordig en voltooid of onvoltooid).
  5. Is de lijdende zin voltooid (vorm van zijn met voltooid deelwoord), dan maak je een zin met hebben en het voltooid deelwoord.
  6. Is de lijdende zin onvoltooid (vorm van worden met voltooid deelwoord, dan maak je de zin onvoltooid door van het voltooid deelwoord een persoonsvorm te maken..
  7. Controleer of de persoonsvorm in de bedrijvende vorm in dezelfde tijd staat als die in de lijdende zin (tt/vt)

Slide 13 - Slide

vwo

  1.  Kijk eerst in welke vorm hij staat. 
  2. Bekijk wie de handelend persoon is in de zin (wie voert het uit). Meestal staat deze achter het woord 'door', soms moet je deze verzinnen.
  3. Maak van de handelend persoon het onderwerp van de zin, haal het woord door weg.
  4. Bekijk in welke tijd een zin staat (verleden-tegenwoordig en voltooid of onvoltooid).
  5. Is de lijdende zin voltooid (vorm van zijn met voltooid deelwoord), dan maak je een zin met hebben en het voltooid deelwoord.
  6. Is de lijdende zin onvoltooid (vorm van worden met voltooid deelwoord, dan maak je de zin onvoltooid door van het voltooid deelwoord een persoonsvorm te maken..
  7. Controleer of de persoonsvorm in de bedrijvende vorm in dezelfde tijd staat de lijdende zin (tt/vt)
.havo


Slide 14 - Slide

Maak de volgende zin bedrijvend

Het geld wordt morgen door mijn werkgever op mijn rekening gestort.

Slide 15 - Open question

Maak de volgende zin bedrijvend

Het pakketje was gisteren toch bij de buren bezorgd?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Verwijswoorden
In dit deel ga je leren welke verwijswoorden juist zijn.

1. We starten met een korte herhaling van lijdend - bedrijvend
2. Instructie
3. Inoefening

Slide 21 - Slide