What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
4k grammatica se3
Grammatica
Herhaling zinsdelen
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
Herhaling zinsdelen
Slide 1 - Slide
Wat is de persoonsvorm: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
afspreken
B
vrienden
C
wilde
D
ik
Slide 2 - Quiz
Wat is het onderwerp: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
wilde
B
ik
C
afspreken
D
met mijn vrienden
Slide 3 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
wilde
B
afspreken
C
wilde afspreken
D
geen
Slide 4 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?: Ik heb een boek gekocht voor mijn vader.
A
ik
B
heb gekocht
C
een boek
D
voor mijn vader
Slide 5 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?: Ik heb een boek gegeven aan mijn moeder.
A
gegeven
B
een boek
C
ik
D
aan mijn moeder
Slide 6 - Quiz
Mijn oude buurvrouw kookt graag eten.
Slide 7 - Slide
Haar nieuwste succesnummer is een pittig gerecht.
Slide 8 - Slide
Ze volgt de gedetailleerde aanwijzingen.
Slide 9 - Slide
Voeg een bijvoeglijke bepaling toe bij boek: De man kocht een boek.
Slide 10 - Open question
Voeg een bijvoeglijke bepaling bepaling toe achter boek: De man kocht een boek.
Slide 11 - Open question
Nevenschikkend voegwoord
- en
- of
- maar
- want
Hoofdzin + hoofdzin
Onderschikkend voegwoord
- nadat
- omdat
- wat
- waarom
- daarom
Hoofdzin + Bijzin
Slide 12 - Slide
Wat is het voegwoord?: Ik ga naar de winkel, omdat de melk op is.
A
ga
B
omdat
C
melk
D
is
Slide 13 - Quiz
Is dit woord nevenschikkend of onderschikkend?
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
Slide 14 - Quiz
Wat voor een woord is dat: Ik wil dat boek graag hebben.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragen voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 15 - Quiz
Wat voor een woord is wie: Is al bekend wie morgen komt?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Wat voor een woord is hij: Hij komt elke dag naar mijn huis.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Wat voor een woord is die: De telefoon die mijn moeder gebruikt, is al heel oud.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 18 - Quiz
Betrekkelijk voornaamwoord
die, dat, wat en wie.
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Grammatica blok 5
December 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Les 17 | Grammatica: enkelvoudige en samengestelde zinnen
October 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
21-2 vmbo Voorbereiden toets Blok 5
May 2020
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
22-1 Blok 5 Voorbereiden toets
May 2020
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
hoofdzin&bijzin
March 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
V2; Grammatica WS: Voegwoord
February 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
hz en bz herhaling
November 2020
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Voegwoorden: Nevenschikkend of onderschikkend
September 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2